schrijvers
A
Anoniem
Cornelis Abbehuizen
AvA
Amanda van Alebeek
Filijn Hermanns
EvdH
Elsemieke van der Heijden
Johan de Wit
GF
Gwen Fieneke
Claudiaszoon
IvD
Ilke van Deventer
Joek Luppels
IH
Isabelle Hagen
Bartholomeus Aarsbergen
KG
Kimiko Goodings
Jakob Van Santen
LvdO
Layla van der Oord
Tim van der Werf
LL
Lotte Landman
Sep Haasnoot
MK
Minne Kersten
Johan Meulenberg
PhD
Philippa Driest
Gerrit O’Wilmensel
PO
Pim Oudheusden
Tut’hanka Huygens
PT
Pieter Tensen
Theodoor Hollebroek
SB
Sabine Beck
Onno Langendijk
FvG
Fleur van Greuningen
Ilias Hoogeveen
waar we op leunen, en
we knikken instemmend
Ook ik. Ik weet niet waarom, we doen het gewoon.
Phil staat op, eet nog een frietje, en springt
met een zucht uit het raam.
GF
aju-paraplu
GF
Mijn jeugd, mijn zoete jeugd. Een moeder die me kust als ik moet gaan slapen. Ze ruikt naar sigaretten en parfum. Zodra ze de trap afloopt, roep ik dingen als
aju-paraplu
en mijn moeder roept ze terug. Dan sluit ze de woonkamerdeur en hoor ik hoe mijn ouders de afwas doen. Gerinkel en gemompel terwijl ik aan mijn piemel friemel en kijk naar de knuffels op de planken die ik eng vind. Maar dat heb ik nooit durven zeggen. Ik wil niet alleen zijn, ik wil niet oud worden, ik wil voor altijd in deze kamer blijven met mijn moeder en mijn vader beneden.
het potlood drukt de huid opzij
AvA
1 Hij wendt zijn hoofd af. Er gaat een zachte deining door zijn te ruim zittende vlees. Hij slaat zijn armen over elkaar en ademt hoog, alsof de lucht ergens in zijn keel blijft steken en zijn longen nooit bereikt. Zijn ogen liggen diep in zijn gezicht, omgeven door donkere schaduwen die de kleur van zijn ogen verhullen. Hij tekent wenkbrauwen boven zijn ogen.
Het potlood drukt de huid opzij
die boven zijn ogen te veel is. Zijn kleine, slappe, besneden geslacht hangt koud tussen zijn geschoren benen. 2 In het café laat hij zich op een stoel naast het raam zakken. Enkele minuten later knikt hij naar de serveerster. Ze brengt hem een voorverwarmd glas cognac. Nerveus kijkt hij naar buiten. Er zijn nauwelijks voorbijgangers. Hij slaat zijn benen over elkaar en nipt. Hij kijkt van de tafel naar zijn glas en van het glas weer naar buiten. De serveerster werpt een vluchtige blik op haar horloge als ze hem een tweede glas serveert. Hij schraapt zijn keel om iets te zeggen maar hij weet niet wat, en het blijft stil. De serveerster neemt haar vaste positie achter de bar weer in en recht haar rug. 3 Thuis laat hij zich in zijn fauteuil vallen, schudt zijn lange jas van zich af en wurmt zich in zijn kamerjas. Zijn dunne kat strijkt miauwend langs zijn benen. Hij trekt de gordijnen dicht, klapt het scherm van zijn laptop open en sluit de webcam aan. Tom83 verschijnt in beeld. Hij peutert een stukje cornflakes tussen zijn tanden weg dat is vast blijven kleven en bukt zich.
zijn
meest
vruchtbare
geit
EvdH
Op reis in India kwam er een man op hem af, nadat Phil een geit had gered uit het water. De geit bleek van de man te zijn en het was
zijn meest vruchtbare geit
. Als dank mocht Phil een avondmaal met de familie nuttigen. Na het hoofdgerecht kwam de jongste dochter uit de slaapkamer naar de woonkamer. De man schonk zijn dochter aan Phil als dank en beloning voor zijn dappere daad. Phil weigerde ondanks veel aandringen van de man. Het meisje droeg een gouden ring en haar vader gaf Phil deze ring waarin de initialen van zijn dochter stonden gegraveerd. Deze ring moest Phil bewaren en hem elke dag herinneren aan het meisje. Als hij weer eens zou terugkomen naar India voor het meisje, dan mocht hij haar om haar hand vragen.
Phil wil de
de stoelendans
LvdO
kleine barstjes schieten razendsnel in het rond
MK
Het paarsblauwe kader dat geen diepte of vlakte kent, hangt als een ruimte in de zaal;
ik kan me erin verliezen, het is een ruimte waarin ik me thuis voel en waarin ik thuiskom. Laat dat maar aan mijn fantasie over
. Het verenigt de gekte, het intellect, de orde en de beschaving ineen. Het is mijn tweede moeder, mijn God, mijn neuksessie, mijn zielenmaat.
A
ik kan me erin verliezen, het is een ruimte waarin ik me thuis voel en waarin ik thuiskom.
A
IH
een spijkerbroek en een blauw vest
MK
Over de keukenstoel die naast het bed staat, hangt
een spijkerbroek en een blauw vest
waarvan de rits kapot is. Toch trekt hij het vest nog vaak aan.Vesten kan je immers open laten hangen zonder dat ze kapot lijken. Hij hoeft niet lang na te denken over wat hij vandaag aan zal trekken. Phil heeft het gevoel dat je soms kan hebben als je gaat zwemmen en je weet dat je straks toch een zwembroek aantrekt. Dan maakt het niet uit welke kleren je in de tussentijd draagt. Hij neemt zelfs de moeite niet om een onderbroek te trekken uit het rekje dat tussen een stapel truien en een scheefgezakte plank is geklemd. Phil trekt zijn spijkerbroek over zijn blote billen aan.
het kind dat zijn ouders graag zagen
.A
ik vreemdere verzoeken gehad
SB
Ze vroegen me mijn kleding uit te trekken. Om alles uit te trekken en dan weer aan te trekken, en dan weer uit te trekken.
Ik heb vreemdere verzoeken gehad.
Als zij hier iets mee denken te winnen vind ik het helemaal prima. Ik begin met mijn schoenen en sokken. Vreemd eigenlijk, dat ik altijd met de onderkant begin. Ik zou bijvoorbeeld ook van boven naar beneden kunnen werken. Hoe lang zouden ze willen dat ik zo naakt blijf staan? Ik zal tot tachtig tellen en dan weer beginnen met aankleden. Of misschien ook niet. Misschien moet ik wachten tot ik het gevoel heb dat het moment daar is, dat het goed voelt.
middenwoord
Deze website gaat over een zeker iemand. Een zeker iemand, die in januari 2014 naakt model stond voor een groep studenten. Een zeker iemand, wiens portret niet getekend maar geschreven werd, wiens lichaam niet in vlakken maar in woorden op papier werd geschetst. Een zeker iemand, die zoveel namen draagt als er studenten waren. Een zeker iemand, die in elk verhaal een andere identiteit kreeg, en die uiteindelijk de aanleiding vormde om te kijken naar het kijken zelf. Het project
EEN ZEKER IEMAND
is een tentoonstelling van tekstueel werk dat is gemaakt tijdens de workshop die Annelein Pompe en Caroline Ruijgrok gaven in het kader van De Maand van het Materiaal, op de Afdeling Beeld en Taal van de Gerrit Rietveld Academie. In deze workshop werd een naaktmodel zo objectief mogelijk beschreven in plaats van getekend; schrijven naar de waarneming. Dit vormde het beginpunt voor de ontwikkeling van een personage, en een geschreven (of beeldende) reflectie op het kijken zelf.
EvdH
Onder zijn mond valt een schaduw
IH
LvdO
Plukje haar, haar, lok aan de zijkant, lok aan de andere zijkant maar dan korter. Linkerschouder hoog, rechterschouder laag, deuk in rechterschouder, hoek in linkerschouder. Moedervlek, groot, klein één, twee, deuk, ruggengraat naar beneden. Ader, blauwe ader, naar beneden bilspleet, naar rechts bil met plooi, omhoog, plooi, plooi,
weer de moedervlek.
EvdH
EvdH
Hij staat daar als een Grieks standbeeld
A
LvdO
Hij heeft een vrij groot hoofd
MK
Zelfs als ik het met twee handen zou vastpakken zou dat niet passen. Er zou nog tweemaal vingerlengte extra nodig zijn om het hoofd helemaal in te kunnen sluiten. Zijn gezicht heeft iets weg van een zachte aardappel. Een knoestige uitstekende neus, die glanst door een dun laagje vet. De wangen en kaken zou ik beschrijven als flanken. Kijk, paarden hebben dat ook, van die grote vlakken waaronder veel spiermassa en een stelsel van trektochten zit die soms door de oppervlakte heen zichtbaar worden.
LvdO
kraaienpootjes
aan de verkeerde
kant van het oog
LL
De man draagt een vol hoofd, met een zwaar gezicht en langgerekte vlezige oorlellen waar plukjes haar, heel donkergrijs, overheen vallen tot halverwege de oorschelp. Een gemiddeld voorhoofd, waarmee ik bedoel niet uitzonderlijk hoog of laag, maar wel met een merkwaardige verdikking naar de wenkbrauwen toe die nog niet de wenkbrauw zelf is; een soort hele lichte opgezwollen reep boven de ogen die uiteindelijk inderdaad richting twee wenkbrauwen gaat. Twee slordige, terloopse wenkbrauwen. Er lijkt te veel huid te zijn daar waar de wenkbrauw een neus wordt. Er zijn zijwaartse plooien ontstaan, kraaienpootjes aan de verkeerde kant van het oog , kraaienpoten die over de neusbrug lopen. De wimpers zijn zeer licht van kleur of zijn afwezig. Paarse stevige neusvleugels met een witte waas, ofwel: glans die over de grote poriën heen gelegd lijkt te zijn. Twee reepjes als lippen die een verloop hebben van vleeskleur naar wat paarser mondinwaarts. Geen baardgroei maar schraalgroei, niet persé oncharmant, niet zo schurfterig als het woord klinkt maar het is schraal daar waar baard hoort. Schaduw achter de oorlel, dus het licht komt van schuin boven. Kleine kralen als ogen in een zeekleur, loodgrijs, met een schittering van zilverstift, omsloten door oogleden van warm gewreven bijenwas die met de minuten langzaam smelten. Alsof hij vette tranen huilt terwijl zijn mond gehoorzaam lacht. Alsof hij langzaam vet regent en de plas op de grond aanvult zodra hij het lokaal verlaat. Of misschien begint hij juist pas te smelten zodra hij is vertrokken. Hij brand op als een kaars tot we alleen nog weten waarvan hij gemaakt was en waar hij stond; twee eilanden van bijenwas waar zijn voeten stonden, in het westen van het lokaal. Als de man een ruïne is, hoe trek ik zijn muren dan weer omhoog? Ludwig was zijn naam in het klaslokaal maar zodra hij de gang op liep en het pand verliet heette hij Dries. Nu hij daar is, waarvan ik niet weet waar daar is, ben ik hem Siem gaan noemen. Over een paar dagen heet hij Phil. Wat voor waarneming is een herinnering? Hoe ouder de herinnering hoe meer hij spiegelt. Ik ben hem kwijt geraakt in de aanwezigen, in de twee meisjes die gehurkt in een deuropening hun sigaretten rookten, in de vacht van de miereneters en de jongen die mijn haar invlocht. Hoe zeef ik de herinnering tot een waarneming die weer zuiver wordt? Hoeveel tijd moet iemand aanwezig zijn om hem in afwezigheid zuiver te herinneren? Phil, je bent anderen geweest de laatste dagen, maar vandaag hoorde ik weer wie je was op het moment dat de buurvouw haar kat riep. Ik heb haar dit vaker horen doen. Ze fluit dan van hoog naar laag en precies in die klank vond ik je terug, in die treurig gestemde toon die de wind zelf lijkt te zijn, een toon die verwaait en ijzig is, een toon waarop ik jou gehoorzaam achter een boom vandaan zie komen waar je een tijdje heel vreemd maar onopgemerkt in je blootje stond. ‘Oké’, zou je dan zachtjes zeggen. Oké, ik heb je gehoord en ik kom mee naar binnen en ga daar in mijn blootje aan de keukentafel zitten, dan drinken we melk.
IvD
A
Je billen, ze zijn stevig, maar plat.
De benen eronder, solide.
Je linker bil is een beetje opgestuwd,
de andere hangt.
Alsof je bips twijfelt.
PT
SB
A U D I O
een reserve-oog
PhD
twee bewegende ballen,
in iedere oogkas één.
Als ze me aankijken kijk ik weg
zoals ik in de trein doe wanneer ik word betrapt door
degene die ik minuten lang ongegeneerd heb zitten
bestuderen.
SB
het lijkt wel een hamsterwang te zijn, alsof hij iets bewaart achter zijn lippen.
Een teken van ouderdom
,ook steeds meer aandacht vraagt.
A
IvD
waar een plakkaat
haar op groeit met
een diameter van drie cm.
Het is niet veel, maar toch:
het is haar, in 11>
een cirkel
met wildgroei daar rondom11>.
LL
een extreem lange lok
van je gezicht die je achter je oor geslagen hebt. Met die lok lijk je iets
te zeggen van: ‘Ik wil nog jeugdig zijn’, maar je huid spreek je tegen.
PT
een bed van bruin schaamhaar
A
Zijn benen liggen als een organisch gevormde letter ‘V’ uit elkaar. Zijn piemel hangt naar links, tegen
een bed van bruin schaamhaar
aan. Eens in de zoveel tijd – om de drie ademteugen – trekt hij zijn buik iets verder in dan anders, om hem daarna weer op te laten bollen. Zijn borstkas lijkt af te lopen in de richting van zijn sleutelbeen, zijn rood uitgeslagen nek en zijn vooruitstekende kin.
een toverplek,een toverbal
LL
De grijze, naar geel neigende eelt op zijn stofzolen, maat 41, doen denken aan gezonde voeten van een Zwitserse wandelaar, hoewel hij vermoedelijk niet heel veel wandelt maar liever ligt, aan de rode ovale ligplek op zijn onderrug te zien, die langzaam wegtrekt. Blijkbaar het steunpunt van de rug, de zwaarteverdeler, de martelaar van een liggend lijf,
een toverplek, een toverbal;
likt de lucht eraan dan verkleurt hij.
dit moet de hoofdgroep zijn
MK
Rechtsboven op het schouderblad liggen er de meeste verzameld, een grote donkere met twee lichtbruine daar rechtsboven.
Dit moet de hoofdgroep zijn,
want ze zijn perfect rond. Als je met een pen de lijn zou doortrekken naar het linker schouderblad dan zou je daar een erg drukke tekening krijgen want hier liggen ze gespikkeld met zijn — het lijkt wel — honderden. Verder zit er volgens mij ook nog een op de linkerdij, maar die kun je vanaf hier
niet zien.
wiebeltenen
IvD
zachte zweetvoeten zijn
LL
ik prik met mijn wijsvinger door de eerste laag
PhD
Hij heeft zijn shirt uitgedaan en is met zijn rug naar mij toe gaan staan. Ik zie het, Phil wiebelt met zijn heupen en drukt zijn vingers steviger in zijn nek. Met mijn wijsvinger duw ik in zijn vlees en laat een dikke witte afdruk achter. Phil zet een stap naar voren, maar ik grijp hem bij zijn heupen en tuur als door een sleutelgat door de blauwe vlek, vlak boven zijn bilspleet. Ik zie al iets, of ik al iets zie.
Ik prik met mijn wijsvinger door de eerste laag
en voel zijn heupbotten beweging inzetten. Maar ik houd hem vast, wacht nog heel even, ik wil nog heel even. De tweede laag is moeilijker, met mijn nagel probeer ik een gaatje te maken in het vlies.
EvdH
Naast het borsthaar steken twee mannenborsten uit en één roze tepel. De tepel kleurt mooi bij de rode vlekjes die de man op zijn huid heeft en dan met name op de arm. Diezelfde arm leunt op de bolle buik en door de houding zie je de scheiding van de spieren op de boven- en onderarm. Onderaan de bolle buik is een huidplooi die vanaf de rug loopt en een duidelijke scheidslijn vormt tussen de onder- en bovenkant van zijn lichaam. Aan de voorkant een diepe navel, daaronder het krullende schaamhaar en een besneden piemel. De kuiten zijn duidelijk gespierder dan de bovenbenen. Billen, die vallen tegen. De knieën trekken de aandacht. Ze zijn rood en bedekt met littekens.
Zijn voeten plat en aan twee kanten gedeukt.
EvdH
Ik zou willen dat het me niks deed, zijn bloot-zijn. Het geeft dit schrijven wel iets raars. Ik kijk wanneer Phil in de goede hoek zit, de hele tijd naar zijn piemel en
ik wed tien tegen één dat iedereen dat doet.
Ik vraag me alleen af wie het ook benoemt, dat ding. Pim sowieso 150 keer, zoveel is zeker. Ikzelf ook, want ik wil er geen doekjes om winden, om de piemel van Phil. Hoe langer ik over mezelf nadenk, hoe ik er hier bij zit, hoe ik Phil beschrijf, hoe vreemder het wordt.
PT
Hoe langer ik kijk, hoe meer me opvalt dat zijn blik is blijven hangen bij één van de studenten. Hij kijkt haar aan en blijft haar aankijken. Langzaam begint hij te verzitten op zijn stoel. De man versterkt de greep van zijn handen op zijn knieën, buigt zich voorover en ik zie hem roder worden. Aderen op zijn handen en bij zijn hals zwellen op en zelfs
het wratje bij zijn linkeroog begint te trillen
.
EvdH
Ik ben onderhand al zo aan hem gewend geraakt
PT
deeg
FvG
Ik zou zeggen: het is alsof het lijf is ingepakt in
Ik word afgeleid door Isabelle. Ze zit naast me en tikt loom met haar pen tegen de zijkant van één van de pas aangeschafte stoelen. Er is er gisteren al één gesneuveld. De stoelen zien er ingenieus uit, maar als kruk voor de gemiddelde kunstacademiestudent is het uitklapgedeelte toch te zwak. Met de pen die ik kreeg voor mijn eindexamen, ontleed ik de man voor me met woorden.
In zijn rug zit een geul, een drooggevallen rivier met op de bodem de wervelkolom. Dun-getrokken deeg volgt de bedding. Aan de andere kant, onder de buik, hangt in het midden een reststukje. Een lief bolletje omringd door een verstilde wolk bloem. Het licht dat erdoor valt, wordt mat. Eronder de benen, die nog niet bewerkt lijken. Deeg dat hangt te wachten op een roller.
Waar de stipjes over het ingepakte lijf vandaan komen, weet ik niet. Zou het volkoren zijn? Of een mengsel van diverse graansoorten, te koop bij toeristische molens? ‘Grootmoeders mix’ waarschijnlijk. Het is zijn moeder, een oma al. Gebogen over het aanrecht voor het smalle raam in een oude molen. Als ik dichterbij kom, blijkt ze van plastic. Om mij heen rennen en gillen klasgenootjes uit mijn nieuwe groep 2. We zijn op schoolreis, op bezoek bij de korenmolen. Gordijnen met rood-witte ruitjes, een uitgerangeerde zwarte kolenkachel en een meelzak met muizen eromheen. De man die ons rondleidt, tilt de zak op, laat ‘m weer vallen en stoot daarmee een nagemaakte muis om. ‘Vroeger dacht men dat ze werden geboren uit meel.’
Een kwartier later staan we buiten. De juf telt ons op het ritme van het ruisende riet. De winter is nog maar net voorbij. Verderop zie ik de houten witte brug liggen. Mijn moeder vertelde al vaker dat ze daar vroeger ging zwemmen. Zij en haar vriendjes en vriendinnetjes uit het dorp. Ze reden er naartoe, gooiden hun fietsen in het gras en sprongen van de reling. Soms durfde mijn moeder niet.
Als er ijs lag, gingen ze schaatsen, onder de brug door. Mijn moeder kon staan waar ze in de zomer alleen kon vallen. Ik zie haar, stil als de pop, maar niet van plastic. Ik weet niet waar mensen in mijn verbeelding van zijn gemaakt. Ze draagt een muts die van wol lijkt, de muts die ik ken uit het Sinterklaasboek met de ouderwetse tekeningen. Het is mijn lievelingsboek, ook al weet ik niet wat kaatseballen zijn. Of juist daarom.
‘Jullie moeten in dezelfde auto gaan zitten als waarmee je gekomen bent! Dus loop even naar de moeder met wie je bent meegereden!’ gilt de juf met de wind mee.
Waar we heen gaan, is een verrassing. Maar ik ken de omgeving, herken de weg, zie toilethokjes verschijnen die ik al eerder gezien heb. We zijn bij de plas waar we in de zomer vaak gaan zwemmen: mijn moeder, mijn tante, mijn nichtje en ik.
We stropen zelf onze kinderbroeken op, of laten het doen door de moeders. Met een schep en emmer loop ik naar het water. ’Niet te ver!’ hoor ik achter me. ‘Ook Marc niet!’
Het water is best koud. Schuchter zet ik een paar passen en kijk achterom. Veel vriendinnetjes heb ik niet, want we zijn nog maar pas van het dorp naar de stad verhuisd. Toch herken ik de directeur van mijn school die opeens opduikt vanaf de parkeerplaats. Hij is met zijn vrouw. Wat toevallig,’ zegt de juffrouw. Ik geloof haar. Het duurt jaren voordat ik inzie dat het niet toevallig was, zoals het niet toevallig was dat Sinterklaas op de deur bonsde als mijn vader of oom net even naar de wc was.
Het begint te miezeren. Een lentebui. Scheppen en emmers worden opgeruimd, terwijl de druppels donkere stippen maken. Ik weet dan nog niet dat het zand begint te lijken op het deeg waarmee heel veel jaren later een model wordt ingepakt.