Ondine

Voor de films van de Ierse cineast Neil Jordan heb ik al een zwak sinds ik op een avond in 1982, na een interview met popmuzikant John Cale eenzaam en alleen in Londen, vanwege de aanhoudende regen een willekeurige bioscoop binnenging en daar Jordans debuutfilm zag: Angel, over een saxofonist uit een Ierse dansband - gespeeld door Stephen Rea, de acteur die sindsdien in bijna al zijn films opduikt - die tegen wil en dank verzeild en later ook echt gewapenderhand betrokken raakt bij de ‘Troubles’ in Noord-Ierland. Een film met de sfeer en de flow van een goede roman – en dat klopt, want Jordan is behalve filmer ook schrijver van inmiddels een viertal romans – met geweldige, even melancholiek als vrolijk stemmende beelden van de meer gruizelige kanten van Jordans thuisland Ierland, dat ik, eigenlijk al sinds ik er in de jaren zestig regelmatig met mijn ouders op vakantie ging en er later ook even heb gewoond, altijd een beetje als mijn tweede thuisland ben blijven beschouwen. En dat geldt dan ook nog eens speciaal voor de omgeving waar Jordans nieuwe film Ondine zich afspeelt, namelijk het Beara-schiereiland in het Westen en dan specifiek ook het plaatsje Castledtownbere, waar Jordan zelf vlakbij woont, een omgeving die prachtig in beeld is gebracht door cameraman Christopher Doyle, de man achter de fameuze fotografie in de films van Wong Kar Wai.

In Jordans films –onder andere The Crying Game, Mona Lisa, The Miracle, Interview with a vampire – zijn een aantal terugkerende elementen aan te wijzen: ongewone seksuele relaties (transsexualiteit, incest, vampirisme om maar een paar dwarsstraten te noemen), een verwijzing naar de toestanden in Noord-Ierland, de magische sfeer en de mythologie waarvan het Ierse landschap is doordrenkt, en de acteur Stephen Rea. En jawel, wat betreft Ondine kunnen we in drie van deze vier hokjes een kruisje zetten, want dit is het verhaal. Colin Farrell – laatst ook nog muy sympatico als moderne countryster naast Jeff Bridges in Crazy Heart – is een visser, Syracuse, bijgenaamd Circus The Clown, een van de drank afgekickte alcoholist die, behalve voor zijn boot, leeft voor de bezoekjes van zijn jonge, aan een nierkwaal lijdende en in een rolstoel rijdende dochter Annie, die verder grotendeels bij haar nog wel drinkende moeder en dier nog meer drinkende nieuwe vriend woont. Op een dag – en daar begint de film mee – treft Syracuse tijdens het vissen in zijn sleepnet een meisje aan, een heel mooi meisje moet ik erbij zeggen, gespeeld door Farrels real life love interest Alicja Balechda. Wanneer hij haar heeft gereanimeerd, vraagt ze hem om tegen niemand in het stadje iets over zijn vondst te zeggen, waarop hij haar onderbrengt in de afgelegen cottage van zijn overleden moeder. De enige die hij iets vertelt over Ondine, want zo noemt het watermeisje zich, is zijn dochter en dat doet hij in de vorm van een sprookje. “Waarom moet het altijd beginnen met ‘er was eens’” vraagt Annie. “Zo beginnen verhalen nu eenmaal,” antwoord Syracuse. Zijn dochter, die zeer bij de pinken is en er direct een studie van maakt, concludeert al snel dat Ondine – waar haar vader natuurlijk direct verliefd op is geworden - een zogeheten ‘Selkie’ moet zijn, een waterwezen uit de Ierse mythologie, eigenlijk een vrouwelijke zeehond die haar jas heeft uitgetrokken. En verdomd, als Ondine met Syracuse meegaat op zijn boot en een lied aanheft lijken de zalmen en de kreeften geheel tegen het seizoen in als vanzelf in de netten te zwemmen, en de kleine Annie begint na een zwempartij met Ondine duidelijk tekenen van herstel te vertonen. Dit gedeelte van de film, dat het grootste gedeelte van de film is, waarin het watermeisje geluk lijkt te brengen aan hen die in haar een Selkie zien, is prachtig van sfeer – vooral de scènes op de boot, waarin Farrell, die volstrekt geloofwaardig is als visser en vader en ex-dronkaard, zeer aandachtig in de weer is met zijn netten en kreeftenvallen, konden mij niet lang genoeg duren, en aan land kon ik de lucht van het gras en de verbrande turf bijna ruiken in de bioscoop. Ook de manier waarop Syracuses ex en haar getatoeëerde Schotse vriend in hun rommelige huis reageren op de situatie is bijzonder sterk en – ik kan het niet anders zeggen – echt Iers in zijn mengeling van aardsheid, humor, pathos en lyriek, zo ‘real’ en ‘rootsy’ en ontroerend als een schor gezongen ballade in de pub, en dat allemaal buitengewoon liefdevol en met verstand van zaken in beeld gebracht. Sense of place to the max.

En zo had het nog uren door kunnen gaan, een heel leven lang bij wijze van spreken. Maar dan verschijnt er opeens een duistere vreemdeling op het toneel, een man die duidelijk iets te maken heeft met het verleden van Ondine, en weet je dat de idylle verstoord gaat worden, en hoe. Ja, hoe eigenlijk? Er hangt opeens dreiging in de lucht, er ontstaan ruzies, auto’s botsen op elkaar, iemand gaat dood, Syracuse grijpt naar de fles, en het sirene-lied van Ondine blijkt een hitje van de band Sigur Ros. Wat Jordan dus doet is stap voor stap het door hem zo zorgvuldig opgebouwde en gekoesterde mysterie rationeel deconstrueren tot er op het laatst zelfs een zak heroïne boven water komt. Ik weet niet waarom Jordan heeft gekozen voor een dergelijk vertoon van letterlijkheid, wellicht om aan te geven dat sprookjes alleen werken zolang je erin gelooft of misschien ook wel om zijn spijt te betuigen over de onttovering van Ierland, het teloorgaan van de mythologie, wanneer de moderne tijd en dus de grote boze buitenwereld hun intrede doen. Hoe dan ook, het is hem door de meeste critici niet in dank afgenomen, en ze hebben een punt, want raar is het zeker, deze thriller-achtige ontknoping, die aanvoelt alsof je, terwijl je aan het snorkelen bent in een droomachtige onderwaterwereld, opeens aan je haren terug naar het harde licht van de oppervlakte wordt getrokken, maar ik heb mij er eerlijk gezegd niet zo aan gestoord, ik denk omdat het juist ook weer absurd genoeg is om de schoonheid van het voorafgaande niet echt te kunnen aantasten, hoogstens even te schampen. Net zo min als ik mij trouwens gestoord heb aan de hier en daar bekritiseerde bij-de-handheid van de kleine Annie, want ook voor haar geldt: wanneer een Ier praat, zingt hij. En zij dus ook. O ja, en Stephen Rea speelt de priester.