Notuul

Ter gelegenheid van De Gids over Herman Franke die het genre van de notuul uitvond - zie zijn bundel ‘Notulen’ - schreef een aantal (oud-)studenten van de Rietveld Academie eigen notulen voor De Internet Gids.

Hij is te laat. Had geen zin om zich te haasten, zegt hij. Had zin om te wandelen. En eens een keer niet met de tien. Ploft neer op de stoel tegenover haar en kijkt haar niet aan. Maar hij heeft wel een nieuw overhemd aan, ziet ze. Heeft stiekem toch een beetje zijn best gedaan.

‘Drink je nog of niet,’ vraagt ze.
‘Ja, wat denk je.’
Ze bestelt twee bier aan de bar en rekent gelijk af.
‘En met Jelmer en Keesje alles goed,’ vraagt ze.
‘Ja.’
‘En met Tessa alles goed.’
‘Ja.’
‘Jullie gaan trouwen, zei Pien.’
‘’t Moest er maar van komen. Is ook leuk voor de jongens.’
‘Ja, is ook leuk voor de jongens.’
Hij weeft zijn vingers in elkaar en laat de botjes knakken. Een flard van een herinnering trekt aan haar voorbij. Een weekendje Veluwe misschien, die winter dat de boiler stuk was, op tweehoog aan het Brinkmanplein. Hij zit gehurkt aan de rivier en trekt gedachteloos aan de haartjes op zijn arm.
‘En de man van de cijfers?’
‘Met Lennart alles goed. Met ons alles goed.’
‘Alles goed,’ herhaalt hij.
‘Wij gaan ook trouwen, trouwens.’
‘Trouwens,’ herhaalt hij.
‘Trouwens,’ herhaalt zij.
Dan kijkt hij op, voor het eerst, en hij glimlacht; hij glimlacht een oprechte glimlach.
‘Je was het altijd beu,’ zegt hij. ‘Je was à ltijd en ééuwig à lles beu.’
‘Wat was ik beu?’ vraagt ze, geïrriteerd.
‘De dingen die je deed, de dingen waar je eerst vol enthousiasme aan begon.’
‘Wat voor dingen?’
‘Alle dingen. Alle dingen moesten altijd anders.’
‘Helemaal niks. Helemaal niks moest nooit anders. Ik was niks nooit beu. Ja, jou, ja. Ik was jou beu.’
‘En Lotje. Lotje was je beu.’
‘Je moet die hond laten,’ zegt ze. ‘We zouden die hond laten.’
Kaasfondue bij vrienden. Een ruzie ’s nachts voor de deur, in het oranje licht van de lantaarnpaal. Basketballen in het park. ’s Nachts samen in de bosjes plassen en zigzaggend op de fiets naar huis.
‘Lennart word ik niet beu,’ zegt ze.
‘Nee,’ zegt hij.
‘Lennart doe ik niet weg.’
‘Nee.’ Hij glimlacht weer.
‘Dat weet ik,’ zegt hij.