Gemeenschap & Goederen II

Het appartement bevindt zich in een deel van de stad dat ze nauwelijks kennen. Theo en Anna, hoewel al langer samen, hebben besloten te gaan samenwonen. Het verlaten van het oude, het accepteren van het nieuwe, in de beperkte ruimte van hun woning moeten beiden ontdekken wat het nieuwe leven van hen eist. Daan Heerma van Voss en Thomas Heerma van Voss, broers, schrijven afwisselend en om de twee weken het volgende deel.


Illustratie door David Wasch


‘Zullen we samen boodschappen doen?’

'Samen? We hebben nog nooit samen boodschappen gedaan.'

'Ja, daarom juist. Het lijkt me een goed idee om zulke dingen vanaf nu vaker samen te doen. Een nieuwe buurt, een nieuwe supermarkt. Dan wordt dit meteen echt onze supermarkt.'
'Aha.' Een paar seconden is Anna stil. 'Maar bedoel je nu meteen?' vraagt ze dan. 'We zijn er net. Ik wil deze dag eerst even laten bezinken.'

Zwijgend nemen ze een slok van hun koffie. Ze zitten tegenover elkaar, op twee kleine, houten krukken. Een tafel is er nog niet. Ze houden de bekers koffie nu al minutenlang in hun hand.
Dan komt Theo overeind. Hij loopt een rondje door de kamer en kijkt tevreden om zich heen. Het is de eerste keer dat hij het appartement ziet sinds het contract is ondertekend. Sporen van vorige bewoners zijn er nauwelijks. Aan de muur hangt een kromgebogen spijker, op het aanrecht ligt een eenzame pannenlap. Verder is het leeg. Geen servies, geen kasten, geen elektriciteit, zelfs geen verf aan de muur. Maar Theo ziet geen leegte. Hij ziet de buizen die hij morgenochtend wil aanleggen, de planken die hij moet bestellen. Op de praktijk heeft hij zichzelf aangeleerd zo te denken. Met zijn patiënten kan hij ook geen tijd besteden aan het laten bezinken van dingen, hij moet zo snel mogelijk de diagnose stellen. Een diagnose en een bijbehorende remedie. Dat is wat er van hem wordt gevraagd, dag in, dag uit, ieder uur weer.
'Waar ga je heen?'

Theo loopt een trap op. Hij wil de bovenste verdieping nog eens grondig bekijken. In de badkamer moet de douche worden vervangen, in de slaapkamer dient een muur te worden gesloopt om ruimte te maken voor een tweepersoonsbed. En dan is er aan het eind van de gang nog een derde kamer. Bij de vorige bewoonster was die uitsluitend bestemd voor rommel, maar vanaf de eerste keer dat Theo hem zag, heeft hij iets anders in zijn hoofd. In die kamer zal op een dag zijn kind komen te slapen. Dat hoeft niet nu meteen geboren te worden, maar wel binnen een paar jaar. Tegen Anna heeft hij alleen nog niets over het plan gezegd. Hij zou wel willen, maar het lijkt hem voorlopig onverstandig. Ze zucht al regelmatig als hij begint over alle verbouwingen die hij wil verrichten. Hij kan het beter rustig aanpakken. Eerst het boorwerk, dan het kind. Niets overhaasten. Maar ook weer niet te lang afwachten. De diagnoses zijn immers al gesteld.

Met ferme stappen loopt hij weer naar beneden. 'Het is een prachtig appartement,' zegt hij. 'Volgens mij gaan we hier heel gelukkig worden.'

Anna zit nog steeds op de kruk, de beker in haar hand is inmiddels leeg.

Hij geeft haar een zoen op de mond. Daarna loopt hij naar een van de muren toe. Hij trekt de spijker van de vorige bewoonster eruit. Hij zegt: 'Goed, nu ga ik maar eens in mijn eentje boodschappen doen.'