Het onbehagen van de man

Edzard Mik, gastredacteur van Het onbehagen bij de man, legde zijn studentes aan de Gerrit Rietveld Academie de vraag voor die ook de gearriveerde schrijfsters in de papieren Gids hebben getracht te beantwoorden: Was will das Weib? Drie van hen schreven een stukje, waarvan het onderstaande er een is.

‘Wat scheelt er?’ vraagt de dokter.

‘Ik voel me zo onbehagelijk’ zegt de man. Waarna hij zijn mouw opstroopt, arm uittrekt om zijn kippenvel te laten zien. Vervolgens wrijft hij met zijn hand langs zijn oksel en voorhoofd. De man zweet.

Op de vraag ‘peinst u veel?’ antwoordt hij bevestigend.

De dokter knikt (haast aanmoedigend) en krabbelt een receptje. Schudt de hand van de zieke man, en laat de volgende binnen.


Er was een tijd dat we geen ziektebeelden voor onderhuidse gevoelens formuleerden, maar nu zelfs hypochondrie met medicamenten te bestrijden valt, lijden we allemaal wel ergens aan. Het leven is niet zwaarder dan vroeger, hoewel dat weleens gesuggereerd wordt. Twijfel en onvermogen horen bij het leven, net zoals dat er altijd wel iemand kan overlijden van wie je houdt, op momenten dat je eindelijk gelukkig bent.

Als er iemand die diagnostisering onnodig vond, was het Hermans wel. Volgens hem zijn alle mensen ziek en is de hoop op genezing eerder dwaas dan zinnig. Juist de mensen die door een maatschappij tot paranoïde bestempeld worden, hebben het bij het rechte eind. Ze zouden de ziekte van de mensheid hebben overwonnen, door er dwars doorheen te kunnen kijken. Hermans pathologiseerde de wereld als geen ander. Het lukt hem om mislukking telkens in een gouden papiertje te verpakken, en als warme koek te verkopen.

Ik begeer de mannen die ik lees, zo ook Hermans. Ik word telkens ontroerd door zijn rake bruggen en starre overpeinzingen. Tussen de regels door zie ik zijn verkrampte schouders voor me, het grimmige enthousiasme tussen zijn vingers, zijn normerende frons, omhoog geheven kin, puffend aan een sigaret of ruziënd. Hoe hij als een kleine jongen met gilles de la tourette ontstellende uitspraken doet, waarvan de meest oncontroleerbare tussen de regels schuilgaan. Zonder schaamte, tegenspraak of twijfel spuwt hij de meest ongegronde kritieken de wereld in. Als lezer spuugt hij me in mijn gezicht.

Terwijl zijn invalide portier de deuren naar het labyrint van het nihilisme opent, zie ik hem walgen bij elk woord dat er te veel staat. De haat spat ervan af, en toch kan ik niet anders dan van hem houden. Hij is als een man die de deur voor je opent maar hem in je gezicht dichtslaat, terwijl je niet eens gevleid was door het aanbod. Hield hij je maar stevig vast, zodat je hem in zijn gezicht kon slaan en de omhelzing in een gevecht zou veranderen waarin minachting en hartstocht samen gaan.

Dat is waarschijnlijk het onbehagen van iedere man. Hun wordt opgedragen hatelijk liefdevol te zijn, of hartstochtelijk hatelijk. Mannelijk zonder te veel man te zijn, lief als nodig maar ook ondoorgrondelijk, nukkig en vlijmscherp. Alsof ze een twijfelende feminist tevreden moeten houden.

Na Nooit meer slapen, Ik heb altijd gelijk, De God Denkbaar Denkbaar de God, Paranoia, Moedwil en misverstand of Een landingspoging op Newfoundland is het weer zover: naast Hermans kunnen ze hun ontbijt-op-bedjes, liefdesbrieven of andere vertroetelingen bij zich houden. Verwijt ik ze al schreeuwend dat ze niet mannelijk genoeg zijn. Hoor ik ze in politiek opzicht uit, waar zij verward van raken en ik woedend omdat ze niet ergens actief tegen rebelleren.

Als ik dan huilend op bed lig, proberen ze nog toenadering te zoeken door omhelzing, excuses, beloftes of negatie. Maar als ze niet meer weten waar ze het moeten zoeken, trekken ze hun jassen aan, om naar het inloopspreekuur van de dokter te fietsen.