De mosselen van Lubl

Uit: De Groene Amsterdammer (7/4/2014)

Dit is een reactie van uitgever Thomas van den Bergh van De Bezige Bij op het stuk Lubls mosselen zijn op van Max Pam over de biografie De mislukkings-kunstenaar in De Groene Amsterdammer (31/3/2014).

NB. ook Willem Otterspeer heeft op het stuk van Max Pam gereageerd. Lees het hier.

In de openingsalinea’s van zijn artikel ‘Lubls mosselen zijn op’ noteert Max Pam een interessante stelling over de ontvangst van het eerste deel van Willem Otterspeers Hermans-biografie. Hij schrijft: ‘Critici die vooral in biografieën gespecialiseerd zijn, waren hoofdzakelijk positief. Critici die vooral in Hermans gespecialiseerd zijn, waren voornamelijk negatief.’

Het lijkt er inderdaad op dat literatuurliefhebbers en lezers van Hermans’ werk met De mislukkingskunstenaar weglopen, terwijl een klein groepje van zelfbenoemde Hermans-kundigen blijft klagen. Dat Pam zelf niet tot de in biografieën gespecialiseerde critici behoort, wordt in zijn artikel pijnlijk duidelijk.

Het patroon, zowel bij Pam als bij de andere criticasters, is steeds hetzelfde. Eerst wordt geponeerd aan welke eisen ‘de’ biografie zou moeten voldoen, vervolgens wordt vastgesteld dat de biografie van Otterspeer daar niet aan voldoet. Dat er over die eisen blijkbaar verschillend gedacht kan worden, komt bij hen niet op.

Zoals er veel verschillende soorten biografen zijn, zo zijn er veel soorten biografieën. Die waarin ieder feitje wordt afgewogen en op chronologische volgorde gezet, die waarin levens losjes worden naverteld als vie romancée, die waarin brokjes verborgen informatie uit archieven worden opgediept, die welke geschreven zijn vanuit persoonlijke betrokkenheid.

Willem Otterspeer kiest voor distantie. Hij heeft de literaire nalatenschap van Hermans als uitgangspunt genomen en daar zijn eigen visie op ontwikkeld. Je kunt zijn biografie het beste zien als een ontmoeting van twee scherpzinnige geesten: die van de schrijver met die van de biograaf. Hermans’ leven wordt gereconstrueerd uit de neerslag die het in zijn werken kreeg.

Natuurlijk is zo’n eigenzinnige opstelling geen vrijbrief voor fouten. Iedere fout die in de eerste drukken van De mislukkingskunstenaar is blijven staan, is er één te veel. Met name het register wordt ontsierd door enkele storende fouten, overigens niet het werk van Willem Otterspeer maar van een externe registermaker. Die zullen bij komende drukken verbeterd worden, dat is de gewone gang van zaken bij werken van een dergelijke omvang en complexiteit. Ik daag Max Pam uit een foutloze eerste druk van een willekeurige biografie te noemen.

Maar dat de biografie van Willem Otterspeer ‘veel fouten bevat’, zoals De Groene poneert, is pertinent onjuist en moet met kracht tegengesproken worden.

Het is allemaal begonnen met de zogenoemde ‘foutenlijst’ van de medewerkers van het Huygens Instituut. Op die beruchte lijst stonden 114 opmerkingen, ondergebracht in de categorieën ‘bronnengebruik’, ‘gebrek aan controle van vermeende feiten’, ‘slordigheden in citaten’ en ‘slordigheden’ in het algemeen, plus nog een paar restcategorieën. Dat klinkt allemaal ernstig genoeg, maar nadere inspectie leert dat er slechts een handvol ‘harde’ fouten tussen staan. De rest is verschil in inzicht en interpretatie.

Het grootste deel van de opmerkingen (22) gaat over de bronnen. Otterspeer wordt ‘slordig’, ‘gebrekkig’, ‘selectief’ en zelfs ‘tendentieus’ gebruik van bronnen verweten. Maar vrijwel al die gevallen zijn discutabel. Neem de kwestie van de schedelmaten. Otterspeer schrijft: ‘Willem Frederik Hermans was doctorandus. Dat vermeldde hij ook voor in zijn agenda. Ter relativering nam hij zijn schedelmaten op’. Van de filologen van het Huygens Instituut mogen deze zinnen niet zo achter elkaar gezet, omdat de aantekening over de schedelmaten niet in dezelfde agenda staat als die met de ‘doctorandus’-titel. Zit Otterspeer dus fout? Dat de opmerking over de schedelmaten relativerend bedoeld was, kan onmogelijk ontkend worden.

Een paar pagina’s verder gaat het over een andere agenda-notitie. Op 4 april 1949 noteerde Hermans: ‘11 uur Geert’. Dat was Geert van Oorschot, zijn toenmalige uitgever. Op het contract voor De Tranen der Acacia’s trof Otterspeer diezelfde datum aan. Gaat het te ver om ervan uit te gaan dat die afspraak om 11 uur dus bedoeld was voor ondertekening van het contract, zoals Otterspeer schrijft? Volgens het Huygens Instituut wel. Het stáát er immers niet, in die agenda.

Die agenda’s voor het jaar 1949 vormen nog een twistpunt, want het zijn er feitelijk vier, die in de systematiek van het Huygens Instituut 1949, 1949A, 1949B en 1949C worden genoemd. Is het fout als een biograaf besluit, ter bevordering van de leesbaarheid, niet bij ieder citaat expliciet te vermelden in welke van die vier deelagenda’s hij dit aantrof?

Een goede biograaf dikt alle informatie in tot een samenhangend geheel, maakt er een lopend verhaal van. Zo werd in de visie van Otterspeer met de breuk tussen Hermans en jeugdvriend Hidde Heringa ‘de deur voor de vriendschap definitief dichtgegooid’. Mag niet, is ‘fout’, want er kwamen later nog een heleboel andere vriendschappen, stelt het Huygens.

Interpreteren, richting geven, een visie ontwikkelen, het is taboe voor de tekstediteurs van het HI. Had Hermans De Tranen der Acacia’s ‘op het papier gesmeten’? Fout! Maar dat Hermans bleef herschrijven en verbeteren, ook nadat hij drukproeven gekregen had, ontkent Otterspeer helemaal niet. Dat had juist te maken met dat initiële smijten en daarmee is dat smijten hét kenmerk van Hermans’ schrijven.

Een goede biograaf maakt keuzes. Zo besloot Otterspeer niet uitputtend te zijn in zijn opsomming van de boeken die Hermans las, maar zich te beperken tot die titels die voor Hermans van belang zouden blijken. Fout, volgens het Huygens Instituut.

Een ander pijnpunt wordt gevormd door de citaten. Het lezen van handschriften kan lastig zijn en speciaal om die reden werd een extra werkkracht ingezet om alle citaten te checken. De mis-lezing van ‘mislukt’ voor ‘bij lubl’ werd al in een vroeg stadium door de Huygens-editeurs geconstateerd en door Otterspeer geaccepteerd. Dat die correctie vervolgens niet is doorgevoerd is onze fout. Zo zijn er meer fouten blijven staan: betreurenswaardig maar onvermijdelijk. Dat blijkt ook wel uit het feit dat op de foutenlijst van het HI suggesties ter verbering staan (‘oudehoer’ voor ‘oude heer’) die door de context volstrekt worden gelogenstraft.

Zo valt bij het merendeel van de opgemerkte ‘fouten’ kanttekeningen te plaatsen. Toch heeft Otterspeer alle kritiek, anders dan Pam suggereert, steeds met dank aanvaard. Wat echter niet wil zeggen dat hij alle kritiek ook klakkeloos accepteerde. De foutenlijst resulteerde in 35 correcties, driekwart van de opmerkingen werd verworpen.

De grootste fout die Pam in zijn artikel maakt, is te denken dat er één absolute waarheid zou bestaan omtrent W.F. Hermans, die tevoorschijn komt als je nu maar genoeg mensen uit zijn omgeving spreekt. Die absolute waarheid bestaat niet. Zelfs als er gedurende Hermans’ gehele leven een camera met hem had meegedraaid had je nog niet met zekerheid kunnen vaststellen wat hem werkelijk dreef. Maar met een lenige, empathische geest, interpretatievermogen en verbeeldingskracht kom je wel dicht in de buurt. Zoals Willem Otterspeer die aan de dag legt in De mislukkingskunstenaar, en straks in deel II, De zanger van de wrok.

En als er andere visies op Hermans bestaan of, om maar wat te noemen, op de toedracht van de dood van zijn zuster Corry, des te beter. Wij hebben Otterspeers biografie nooit beschouwd als ‘de definitieve’ biografie. Laten andere biografen hun versie van Hermans’ levensverhaal te boek stellen, en laten zij met elkaar in discussie gaan over leven en werk van deze grote auteur. Maar laten we ophouden met elkaar vliegen af te vangen over denkbeeldige ‘fouten’.