Blurred Mirror

Gestaag wint de Britse serie Black Mirror aan populariteit. In zes afleveringen verdeeld over twee seizoenen maak je kennis met een verontrustend toekomstbeeld waarin onze obsessie met techniek wordt blootgelegd. Lees wat Black Mirror intrigerend maakt in het spoiler-vrije essay van Sonja Schulte.

I: De Zwarte Spiegel

Een nieuwslezeres op fictieve Britse televisie zegt: “Lets take you live now, to the scene in central London. As we see the prime minister’s car travelling across London. It’s believed…” Haar stemgeluid vervaagt.
In de kantine van een ziekenhuis staart het personeel ongelovig naar een televisiescherm. Een medewerker schiet in de lach: “He’s gonna do it!” Hij roept het triomfantelijk.
“The world’s bloody broken!” reageert zijn collega, geïrriteerd en ongelovig.

Een paar minuten later zien we de camera, in slow motion en zonder geluid, in allerlei plaatsen over verschillende, verbijsterde mensen gaan, starend naar tv-schermen: een propvolle kroeg, thuis op de bank, iemand in bad, een vrouw met een kind in bed. Ze wenden hun hoofd af in afschuw of laten hun mond openvallen van verbazing.

De camera komt weer terug bij de ziekenhuiskantine.
“Jezus”, zegt de ‘bloody broken’-man, starend naar het scherm. Hij bijt op zijn knokkels. “Poor bastard.”
Het meisje met de afstandbediening wil zappen, maar de triomfantelijke man, die nu met zijn mond wijd open naar het scherm gaapt, tikt haar hand weg: “Don’t!”
“But it’s been on for nearly an hour!” zegt ze kermend, terwijl ze met haar blik het het tv-scherm vermijdt.
“It’s history, this!”


Black Mirror seizoen 1 trailer


Dit is een scène uit The National Anthem, de eerste aflevering van Black Mirror, een Britse TV-serie. Hij bestaat uit twee seizoenen van elk drie afleveringen die een uur duren en een kerstspecial, die op 16 december jongstleden in Engeland de afsluiting vormde. Elke aflevering, op één na, is geschreven door bedenker Charlie Brooker en allemaal staan ze op zichzelf: ze spelen met steeds andere acteurs in een steeds andere wereld. Die werelden verhouden zich tot de onze als een zwarte spiegel: een duistere confrontatie met onze huidige digitale samenleving en wat er misschien wel kan gebeuren als we niet voorzichtiger zijn.

Brooker introduceerde zijn televisieserie middels een stuk in The Guardian, de krant waar hij als columnist jaren voor schreef. Hierin vertelt hij een anekdote over de eerste keer dat hij zichzelf betrapte op een daadwerkelijke, menselijke conversatie met een machine: hij praatte tegen Siri, en niet op een ironische, dit-is-belachelijk-manier. “We routinely do things that just five years ago would scarcely have made sense to us”, schrijft hij. Daardoor vroeg hij zich af: ‘Stel dat social media een drug zijn – en zo voelen ze ook – wat zijn dan de bijwerkingen ervan?’

In Fifteen Million Merits wordt een man wakker op een bed, alleen, in een kubusvormige kamer van ongeveer drie bij drie meter. Alle muren om hem heen zijn schermen. Er klinkt een kinderlijk getingel en we zien op de schermen de zon opkomen, in computeranimatievorm, als in een soort Teletubbies-aflevering. Een driedimensionaal computergetekende haan springt op een blok naast zijn bed en kukelt erop los. Instinctief maakt de man een veegbeweging in het luchtledige en de nephaan houdt op met kraaien en valt van het blok – plof - computergeanimeerde veertjes vliegen in het rond.


Still uit: Fifteen Milllion Merits


Op alle schermen om hem heen schijnt nu de nepzon. De man blijft liggen en fronst, met zijn ogen nog dicht. Langzaam gaan zijn ogen open, hij slaat de deken van zich af en gaat op de rand van het bed zitten. Meteen, terwijl hij de slaap nog uit zijn ogen wrijft, springt een digitale, grijnzende versie van hem op het scherm voor hem en verschijnen er de woorden: “Signing in, please wait”. De man hoeft maar een halve seconde te wachten voor hij klaar is voor de dag: zijn computerversie staart hem enthousiast en licht vibrerend aan. Ernaast verschijnt het getal 15.002.944.

Net als Orwells 1984 of Huxley’s Brave New World is Black Mirror een dystopie, maar de serie wordt door Brooker zelf met Twilight Zone vergeleken. Ook hier bekruipt de kijker langzaam dat enge gevoel van déjà vu, van ‘er klopt iets niet’, gelijktijdig met de hoofdpersoon. Die probeert zich in elke verschillende nachtmerrie aan de gevolgen van de technologie, dus aan de samenleving zelf, te ontworstelen. Het klassiek schilderkundige principe van ‘ruginbeelding’ zit in elk verhaal: wij zijn de hoofdpersoon, die langzaam maar zeker steeds panischer ontdekt wat er niet klopt, of - de andere variant – de hoofdpersoon die dat maar al te goed weet en met de moed der wanhoop probeert eraan te ontsnappen.

Mens versus machine
In The entire history of you heeft een machinaal geheugen het menselijke vervangen. Ons oorspronkelijke geheugen was immers menselijk, organisch en dus falend, het verandert herinneringen - het is niet betrouwbaar. In de aflevering wordt er aan de eettafel met enig dédain op teruggekeken.

Waar aan voorbij wordt gegaan is de biologische functie daarvan - we hebben geheugenverlies, soms, vaak - niet voor niets; omdat de hersenen sommige herinneringen niet kunnen verdragen, om een situatie te overleven, omdat sommige dingen te traumatisch zijn.

Tegenwoordig wordt er therapie toegepast als herinneringen zich onherroepelijk naar voren blijven dringen, in de directe toekomst hoeft dat niet meer. Het probleem bestaat niet langer: elke herinnering is volledig correct in ons digitaal-synthetische geheugen opgeslagen, klaar om onszelf en anderen elk moment mee te kunnen vermaken, vervelen, of, natuurlijk - pijn te doen. Want wat gebeurt er als ons lichaam, onze hersenen, ons emotionele leven - eigenlijk niet voor die machine gemaakt? Hoe functioneert ons organische, steeds veranderende lijf als het wordt vastgezet in mechaniek?

Dezelfde vraag werd gesteld over de hoge snelheidstreinen (men zou door het geluid de oren voelen knappen), of over het vliegtuig (men zou de druk niet kunnen overleven). De mens is er niet voor gemaakt om met technologie om te gaan. Beter gezegd: technologie is er niet voor gemaakt om met de mens om te kunnen gaan.

Maar de vraag die Brooker dan ook specifiek stelt en die aansluit op onze huidige samenleving, is - wat zijn de bijwerkingen van het digitaliseren van onze sociale levens? Die laten zich ontdekken als de gemene delers die in elke aflevering te vinden zijn.

In elke aflevering worden mensen worden sneller belachelijk gemaakt, bijvoorbeeld, en is men geïsoleerder, als logisch gevolg van het verliezen van vertrouwen in elkaar. Geen intermenselijk contact kunnen maken komt steeds terug, zowel figuurlijk als letterlijk in een enkel geval, waar iemand door nabije technologie uit het leven geblokt geworden is.

Wat ook in alle parallele universa lijkt te zijn gebeurd: iedereen is een controlfreak geworden. Wanneer word je een controlfreak? Niet als je al genoeg controle hebt. Als je het gevoel hebt dat je de controle over dingen verliest, natuurlijk. Laat staan als het niet een gevoel is, maar een dagelijkse zekerheid.

Wat tenslotte opvalt is de grensvervaging van verantwoordelijkheid, die Brooker zelf ook aanstipte in zijn introductie. Wie is er in deze dystopieën de baas? De politicus die niet wil doen wat via openbare media van hem wordt gevraagd, of de massa die zijn medewerking eist? “Niemand en iedereen”, zegt Brooker.

De nieuwe ironie
Recent is de serie op Netflix vrijgegeven voor de VS en dus werd hij bekender en kwamen er reacties. Ook daar werd hij enthousiast ontvangen. Emily Nussbaum, de televisiecriticus van The New Yorker, bijvoorbeeld, observeert dat de serie werkt omdat de schrijver niet cynisch is over emoties. De conclusie die zij uiteindelijk trekt is de volgende: ‘The danger is not complacency, it’s letting your outrage turn into contempt, a pose of transgression that is, in the end, more deadly than any desperation to be loved.’ Oftewel: het grootste gevaar is niet dat je erin meegaat, maar dat je er op neer gaat kijken.

Ze heeft een punt, want op social media gonst het al vaker over die ‘nieuwe ironie’ die jongeren tegenwoordig als tweede natuur lijken te hebben waarmee ze alles, zichzelf incluis, lijken te bekijken. Zo komt een mens onherroepelijk tot verwijdering, tot disconnectie met andere mensen en misschien ook wel – het lijkt nogal duidelijk – tot de ‘social anxiety’ waar het internet op anonieme blogs mee volgeschreven staat. Dat is het goede van de serie: de bijwerkingen, die Brooker wilde ontdekken, blijken – bijvoorbeeld - niet de uiteindelijke uitvinding van het digitale cameraatje achter ons oog te zijn, maar de menselijke emotie die de gevolgen van zo’n ding oplevert.

Brookers letterlijke citaat uit zijn lanceringsstuk gaat zo: “Each episode has a different cast, a different setting, even a different reality. But they’re all about the way we live now – and the way we might be living in ten minutes’ time if we’re clumsy.”
Met zijn serie stelt Brooker de vraag en geeft hij ook het antwoord: Black Mirror is een regelrechte waarschuwing voor de gevolgen die onze digitale gewoontes kunnen krijgen. Het pleit voor hem. “He cares” - hij is empathisch, zoals acteur John Hamm ook tegen het hoofdpersonage uit de kerstspecial zegt, al is het op een ietwat ironische toon.

Maar als Brooker met de serie een waarschuwing af wil geven, wie waarschuwt hij dan? En zou hij ook niet allang begrijpen dat de waarschuwing loos is?

II: De geblindeerde Spiegel

De serie is eng, echt indrukwekkend – een mindfuck. De meeste afleveringen doen de mond openvallen, omdat je meteen herkent dat het klopt, dat het inderdaad een spiegel is, waarom viel je dat eerder niet op? Brooker zit dus op de zere plek. Hoe kan het dan dat die serie ons zo angstaanjagend voorkomt terwijl het heden, dat dus héél dicht bij Black Mirrors werelden zit, zo probleemloos lijkt?

Als ik iemand uit 1920 mee zou kunnen nemen naar vandaag, dan zou die persoon wellicht het gevoel krijgen in een Black Mirror-aflevering terecht te zijn gekomen, terwijl ik er fluitend in rondloop. Elke week haal ik in de dystopie mijn groenten, bij de vriendelijke groenteboer in mijn straat.

Is het wel zo dat we niets merken? Misschien zijn we niet dagelijks in paniek, maar ik merk wel degelijk iets, als ik erover na ga denken. Het idee, bijvoorbeeld, dit stuk te schrijven zonder tussendoor op internet te gaan of op mijn telefoon te kijken, was niet mijn beste. Ik heb al twee keer de was opgehangen, ben naar buiten gelopen voor een onnodig bezoekje aan een vaag bekende buurman en heb onbelangrijke boodschappen gedaan.

Geen concentratie en een onrustig gevoel zijn dus al de bijwerkingen van een halfhartige poging tot afkicken van die Social Media. Nog erger: ik voel me vreemd afgesloten van de wereld. Dat is bijzonder vreemd, want er is geen mens uit mijn leven verdwenen als ik een dag niet op mijn telefoon kijk.

Als ik dit aan vrienden en collega’s vertel reageren ze allemaal hetzelfde: ze lachen me niet uit, maar knikken ernstig en zeggen dat ze het zelf ook hebben.
“Ik kan echt niet zonder facebook”, zegt er één.
“Ja, we zijn met zijn allen verslaafd aan die shit”, zegt een ander. “Het is echt fucked up.” En daar blijft het bij.

De waarschuwing van Socrates
Waar is dit collectieve probleem van verslaving, van non-concentratievermogen, van continue alertheid, begonnen? Bij de uitvinding van het internet? Dat zou je denken. Maar zo nieuw is het probleem niet. De angst voor nieuwe dingen die de oude laten verdwijnen is van alle tijden en niet voor niets.

In colleges filosofie vertelde mijn professor dat voor Socrates de ellende al begon toen het schrift werd ingevoerd. ‘Daar zullen onze hersens en onze geheugens een klap van krijgen’, zo had hij min of meer voorspeld. De geheugenchip achter je ogen van The entire history of you kan namelijk nog een puntje zuigen aan waar onze eigen hersenen in zijn tijd toe in staat waren. Socrates leefde in een tijd van de orale overlevering, een tijd waarin men zijn gedachten in zijn hoofd kon bekijken, bijschaven en ordenen tot je tot een redevoering kwam van een uur of drie, om die vervolgens ook uit het hoofd voor te dragen. Wanneer men dingen op zou gaan schrijven, zo vreesde hij, raken onze hersenen dit vermogen kwijt – hij was fel tegen het schrift. Hij werd gesust, Plato schreef op wat hij had gezegd en dus weten we nu dat hij daarin volkomen gelijk heeft gehad.

Ook de boekdrukkunst, zo kan iedereen beredeneren, heeft niet alléén het ideale effect gehad dat er misschien van verwacht werd. Meer vrijheid, meer tijd, meer mogelijkheden om mensen dingen te leren? Boeken en lesstof voor iedereen? Er zouden prachtige dingen gedaan mee kunnen worden, maar ziedaar: de uitvinding van de pulproman, die inmiddels geëvolueerd is in de tientallen roddelbladen die je kan vinden in de kiosk – dingen die onze hersenen nog weinig uitdaging bieden. Om een derde enorme sprong te maken: de volgende grote verandering voor de vermogens van onze hersenen was de uitvinding van ‘ons’ internet. Nu kunnen we op elk moment alles bekijken wat we willen, snel en tegelijk, en één van de grootste gevolgen daarvan is het hedendaagse indringende aanbod van gratis porno.

In The National Anthem grijpt een journalist verbijsterd met beide handen naar zijn hoofd, terwijl hij “Oh god, this planet” mompelt – dat is ongeveer de frustratie die ik bedoel. Niet alleen nu, maar altijd al zijn mensen nogal onhandig als het gaat om omgaan met vooruitgang. Daar is Brooker dus zo bang voor.




Still uit: The National Anthem


Yes, it’s me
Maar wat de televisiecriticus van The New Yorker óók in de serie zag: ”Black Mirror is about love in the time of global corporate hegemony.” En inderdaad zorgt de non-cynische houding van de makers van de moderne Twilight Zone ervoor dat ons duidelijk wordt dat de problemen, de bijwerkingen, oud zullen zijn en niet nieuw, voort zullen komen uit ruzie met je vrouw of om moeten gaan met verdriet, niet uit vechten tegen robots en machinerie. Mensen blijven mensen, al eeuwen lang.

In Be Right Back moet een jonge vrouw omgaan met de plotselinge dood van haar vriend, met wie ze al tien jaar samen was. Ze woont en werkt alleen en zakt weg in haar rouw, maar houdt zich nog staande. Een vriendin biedt haar een nieuwe methode aan: een emailservice, waarbij een computerprogramma haar vriends social media-gedrag gebruikt en omzet, zodat het lijkt of ze met hemzelf kan chatten. (“After all, he was a heavy user”, zegt de vriendin.) Ze wordt woest en weigert, ze flipt wanneer ze de sussende vriendin aan de telefoon heeft: “It won’t be him! It won’t be him!” roept ze hysterisch.

Maar op een ochtend ontdekt ze dat ze zwanger van hem is. En dan komt het moment dat haar laptop op het bed ligt te lonken. Ze klapt hem open en klikt de mail aan - het onderwerp ervan is “Yes, it’s me”- en na openen verschijnt er een rood vibrerende vlek, waaronder staat: ‘touch to talk’. Ze haalt diep adem en drukt haar vinger op de rode knop op het scherm.
“Hi Martha”, staat er, naast een fotootje van haar vriend.
“Is that you?” typt ze, fronsend, angstig.
“No, it’s the late Abraham Lincoln”, wordt er getypt.
Ze schiet in de lach en begint te huilen.
“Of course it’s me”, gaat de computer verder.
“I only came here to say one thing. I’m pregnant.”
“Wow. So I’ll be a dad?”

Zelfs al zullen onze hersenen rechtlijnig mee geëvolueerd zijn via Socrates’ briljante mogelijkheden tot aan het concentratieloze tijdperk van nu, waarin alert elke vijf minuten op een dringende distractie gereageerd moet worden - onze emoties, zo toont Brooker, veranderen niet.

Nog steeds worden mensen verliefd, nog steeds worden ze bang of boos en schamen ze zich. We hebben ons niet aangepast aan snelheidstreinen door andere lichamen of oren of luchtdruk in ons lijf te krijgen, we hebben ons niet aan internet of onze enorme televisieschermen aangepast door vierkante, enorme of juist kleinere ogen te krijgen. We zijn nog gewoon dezelfde hulpeloze wezens, dankbaar voor wat nepvriendelijke Siri-hulp en meteen daarna bang ervoor. “Help ons”, zeggen we, af en toe, tegen niemand in het bijzonder. Tegen wie zouden we dat moeten zeggen?

Blurred Mirror
Natuurlijk gaat er iets anders gebeuren. Zo interessant is het leven nog wel. Het zal niets iets zijn wat deze serie voorspelt, maar iets dat we nog niet kunnen bedenken. Of - is het iets dat er allang is?

Zijn het de drones, is het gezichtsherkenning, is het de griezelige kunst die al wordt gemaakt van DNA uit uitgespuugde kauwgum op straat? De enige manier om het te overleven is er niet continu bewust van te zijn, het te normaliseren. Tenslotte moeten we het ermee doen, als een dier in de jungle dat zich aanpast aan de klamme hitte.

Misschien is Black Mirror juist geen waarschuwing voor de toekomst, maar een wrange troost voor het heden. Tenslotte is het enige wat altijd veilig blijft het speculeren over wat er nog gaat komen. Dat is waarom de Victoriaanse adel spookverhalen vertelde over de trein en de telefoon, het is waarom wij onze ouders dat deden over iemand kunnen zien terwijl je met iemand belt of computerpost anoniem versturen en ontvangen. Door te griezelen over een bizarre toekomst wordt automatisch het heden minder erg.

De hedendaagse tijd hoort normaal te zijn, om enigszins te kunnen leven. ‘Survival of the numbest’ is cruciaal en niet alleen nu, maar al eeuwen lang. Het is prettig om Black Mirror dus niet alleen te zien als een angstige voorbode op wat er misschien zou kunnen gebeuren, maar vooral als de bevestiging dat het gelukkig nog nét niet zover is.


Lees verder

Charlie Brookers aankondiging van Black Mirror - The Guardian, december 2011

Emily Nussbaum over de serie - The New Yorker, januari 2015