Groots boek over de grote Alexander von Humboldt

Toen ik Dirk Vis mailde of ik deze turf – 574 pagina's – mocht recenseren voor De Internet Gids stuurde hij me de link naar ‘een flinke en positieve bespreking over dit boek’ uit The New York Review of Books en bleek hij ‘zeer benieuwd naar mijn kijk op de zaak’.

Ik vind het een groots boek over een groot man. Inmiddels komt deze vuistdikke pil buiten het VK en de VS in twintig landen uit, en heeft het de Royal Society Science Book Prize 2016 gewonnen. Geheel verdiend vind ik. De juryvoorzitter, de ook hier bekende Bill Bryson, die zelf deze prijs ook ooit kreeg, omschreef de biografie van Alexander von Humboldt treffend als ‘een wetenschappelijk boek dat leest als een avonturenroman over een homo universalis die een buitengewone invloed had op ons huidig inzicht in de natuur’.

De titel van het oorspronkelijke boek, The Invention of Nature, dat in 2015 bij John Murry verscheen, was natuurlijk beter. Het boek gaat namelijk niet alleen over het leven en werk van deze grote Alexander, maar ook over Henry David Thoreau, George Perkins Marsch, Ernst Haeckel en John Muir, die aan zijn werk, ‘de uitvinding van de natuur’, hebben bijgedragen door zich door hem te laten inspireren. Aan elk van hen werd een hoofdstuk gewijd, aan het eind van het boek.

De enige manier om het boek echt recht te doen is door het zélf te lezen, in toto. Dat gaat als vanzelf, het boek neemt je zó mee, dat je het zélf ook meeneemt, tot je het uit hebt, zo onderhoudend en spannend is én blijft het, van begin tot eind. Andrea Wulf laat de feiten veelzeggend voor zich spreken, met een overtuigende literariteit. Het is de beste biografie die ik ooit heb gelezen.

Op zijn eenentwintigste studeerde Von Humboldt (1769-1859) af aan een handelsacademie, en op zijn tweeëntwintigste aan een mijnbouwacademie, waarna hij meteen mijnbouwinspecteur werd. Door deze baan kon hij eindeloos reizen en raakte hij geïnteresseerd in steeds meer onderwerpen. Hij ontwierp een mijnlamp, schreef handboeken voor mijnwerkers, richtte een mijnbouwschool op, en bestudeerde zestiende-eeuwse manuscripten op zoek naar informatie over rijke ertsaders, om het rendement van mijnen te verhogen. Hij reisde en werkte in zo’n hoog tempo dat hij volgens collega’s wel ‘acht benen en vier armen moest hebben’.

Wat mij aanspreekt is zijn originaliteit, die deels te verklaren is uit het feit dat hij zich in zijn hele verdere leven bleef scholen, door te reizen, te studeren en te schrijven, alledrie gewoonlijk en het liefst tegelijk. Hij werd en bleef een autodidact. Wassily Kandinski was, veel later, ook zo iemand. Die was geschoold als jurist, en ontpopte zich daarna als schilder, waar hij niet voor opgeleid was, en werd toen mede daardoor ontdekker, uitvinder en schepper van de abstracte schilderkunst. Hij was namelijk niet reeds doodgeschoold als schilder. Von Humboldt was klaargestoomd tot ambtenaar. Dat was de droom van zijn strenge moeder, die uit een rijke Berlijnse Hugenoten-familie kwam. Toen zij stierf, in 1796, was Alexander zevenentwintig en ging hij niet naar haar begrafenis. Hij kon nu van haar erfenis reizen, en deed dat ook, en ontpopte zich daarbij als naturalist, waar hij niet voor opgeleid was. Met als gevolg dat hij tot allerlei nieuwe inzichten kwam, die nu zo gemeengoed zijn geworden, dat we vergeten zijn, hoezeer hij indertijd een moedige en revolutionaire pionier was.

Zo vermoedde hij al, door de overeenkomst tussen de kustplanten, dat de continenten Afrika en Zuid-Amerika ooit aan elkaar hadden vastgezeten, en daarna waren losgeraakt, en uiteen gedreven. Een opvatting die in de wetenschap nu algemeen aanvaard is. Het is een voorbeeld van ‘continental drift’.

En beschouwde hij de aarde als één levend organisme, waarin alles met alles te maken had, en onderzocht hoe alle krachten van de natuur vervlochten zijn.

En was hij de eerste Europeaan die onderzocht en in kaart bracht hoe de Orinoco rivier in Venezuela en de Amazone rivier in Brazilië niet van elkaar gescheiden waren, maar juist verbónden, en wel door de Casiquare rivier, de énige verbinding ter wereld tussen twee grote riviergebieden.

En experimenteerde hij als eerste met de elektrische aal, waarbij hij heftige schokken kreeg.

En vond hij ‘isothermen’ uit, lijnen op kaarten met dezelfde gemiddelde temperatuur.

En in 1829 vroeg hij in St. Petersburg in een lezing voor de Rijksacademie van Wetenschappen om internationale samenwerking voor het verzamelen van gegevens over de gevolgen van ontbossing voor het klimaat: de éérste studie over de invloed van de mens op het klimaat.

Darwin nam het zevendelig werk van Von Humboldt, dat hem had geïnspireerd om als naturalist in verre landen te reizen, mee in de Beagle.

Von Humboldt reisde – een ‘grand tour’ bij uitstek - van 1799 tot 1804 door de beide Amerika’s en in 1829 door Rusland. Overigens bracht hij een groot deel van zijn leven in Parijs door omdat het intellectuele klimaat daar hem meer stimuleerde dan dat van Berlijn, waar hij was geboren, getogen, en begraven werd. Hij was bij zijn dood al de beroemste wetenschapper van de hele wereld. Tienduizenden volgden zijn lijkkist, die werd getrokken door koninklijke paarden.

In de loop der tijd werd hij vergeten, deels omdat hij een Duitser was. Maar deze liefdevolle biografie, die zijn geschriften volgt - hij schreef meer dan vijftigduizend brieven en tientallen boeken - en ook de sporen van zijn reizen, laat zien dat hij dat niet verdiende en verdient.

Ik ben benieuwd naar het volgende boek van Andrea Wulf.

Andrea Wulf, De uitvinder van de natuur: Het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt. Geïllustreerd, deels in kleur, en vertaald door Mariella Duindam & Fennie Steenhuis, uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2016, 574 pp., in hard kaft € 40, als E-boek € 15.