Dingen (fysiek) die mooi zijn aan Dasja



Een keer in bed gaf ze mijn hand net zo lang kopjes tot ik door haar haren kroelde. We keken naar de kale takken van de eik die we nog steeds elke ochtend begroeten. Ik vroeg me af of dat inmiddels niet het samen ophalen van een herinnering is, in plaats van het grapje zoals het begon. De minuten daarna besloot ik dat ik niet elke nacht door haar haar zou kroelen, om dit moment in ere te houden. Dat is wat een relatie is: een gezamenlijke cultuur van herhaling en uitzondering. Dasja vindt dat als je dat hebt, je dat niet zo maar weg mag gooien. Ik kroelde door haar haar terwijl ze het vertelde. Haar ex heeft dat gedaan en zij kan dat nog steeds niet begrijpen. Toen was het stil. Ze gaf mijn hand kopjes, ik was gestopt met kroelen en wist niet of ik weer opnieuw moest beginnen.


Sinds de winter heb ik een bril. Ik kocht hem zodat ik onze eik weer zou zien in plaats van een softe waas. Soms neemt Dasja die af, dan strekt ze haar armen en bewonder ik hun slanke lengte en hoe precies ze bewegen. Ze gaan exact naar waar ze moeten zijn. Mijn armen bewegen zoals de overbuurman achteruit inparkeert. Als haar handen bij mijn bakkebaarden zijn streelt ze mijn oren en dan pakt het montuur. Dan zegt ze: “die bril geeft je een veel te zware frons, Dio.” En kust mijn ogen. Ik vind dat zo lief dat ik zou willen dat ze dat maar één keer had gedaan. Laatst wuifde ik haar gestrekte armen weg. Ze keek me lachend aan en zei: “Jij laat je ook nooit helpen.” In mijn hoofd verlegde ik de klemtoon van “helpen”, naar “nooit” naar “ook”.


Als we naar buiten gaan en ik pak Dasja’s hand, heffen we onze armen, als of we een danskoppeltje zijn. Met grote passen, zoals in een tango, lopen we door de gang. Dit is iets wat we oefenen. Althans ik ben het nog aan het oefenen. Dasja lijkt dit al jaren te doen. Ze laat zich naar me toe trekken en draait lachend voorbij. In de paar seconde dat ze voor me is en ik het zoet van haar make-up en de musk van haar parfum ruik, maken we oogcontact en het plezier dat ik dan zie maakt me zenuwachtig. Ik verlies controle terwijl zij doorgaat. Het liefste wil ik haar dan vastpakken en tegen me aandrukken en kussen, me verstoppen in haar oksel, maar dat is niet het spel. Ik steek snel mijn andere hand uit, zodat ze die vanuit haar pirouette kan pakken en we zo naar de deur kunnen lopen. Maar zij grijpt naar een arm die sneller en getrainder is dan de mijne. Ze maakt de beweging af met een denkbeeldige partner die niet bij haar blik begint te trillen van onzekerheid. Ik kan hem zien.


Dasja slaapt op haar buik, met haar armen onder haar kussen, vuisten bij haar mond en haar benen half opgetrokken en gespreid over de volle breedte van ons bed. Het is alsof ze ’s nachts alle ruimte opeist die ze overdag aan anderen heeft gelaten. De eerste nacht dat we samen sliepen moest ik haar beloven dat ik niet naar haar zou kijken terwijl ze slaapt, zoals mensen in de film doen. Dat vindt ze creepy. Het is een belofte die ik heb gebroken en ik heb er spijt van. Zij waant zich onbespied en vrij, terwijl ik betekenis geef aan de spiertjes die ze vertrekt en het dromengibberisch dat ze pruttelt. Het liefste zou ik mijn naam op haar lippen leggen, maar dat kan ik niet en dat weet ik ook wel.


In de bioscoop zit Dasja meestal een beetje onderuit gezakt en wijdbeens, soms achterover met haar armen over elkaar. Ze is dan nonchalanter dan een cowboy en sexyer dan Léa Seydoux. Soms leunt ze voorover en laat haar ellebogen op haar knieën steunen als een voetbalcoach. Met een air van onverschilligheid hangen haar handen tussen haar benen. Ik wil ze dan bezitten, vastpakken, maar doe het niet omdat ik weet dat dat onhandig wordt. Niemand met die pose verwacht dat zijn of haar hand wordt gepakt, dus zal ze eerst schrikken, dan moeten gaan verzitten en dat doet ze natuurlijk allemaal wel, maar de spontaniteit en romantiek zijn dan wel weg. Soms imiteer ik haar houding, maar bij mij voelt het niet half zo cool. Ik zou graag iemand zijn die spontaan en romantisch haar hand kan pakken tijdens de film, zoals personages in de film. Maar waarom zouden wij in een film spelen? Niemand kijkt naar ons, alleen wij tweeën, en ik ben bijziend.



Dit is een fragment uit de roman-in-wording getiteld: Alles heeft zijn schoonheid, maar niet iedereen ziet haar.