Ik mis je, ook al stierf je voor ik wist dat je bestond

Malu de Bont brengt een ode aan legendarische journaliste Bibeb (1914 - 2010), de koningin van het interview.

Ik vind dat je een ode verdient. Ik ben de eerste niet die dat doet, maar ik geef hem ook niet om de eerste te zijn. Ik wil je laten weten dat ik je mis, ook al stierf je voordat ik wist dat je bestond. Als je nu nog zou leven, zou ik je vertellen dat we tegenwoordig onze telefoon meenemen naar de wc, dan klikken we van alles aan, heel snel, want veel is saai, om bij het doortrekken iets af te sluiten wat we net niet helemaal konden aflezen of -kijken. Plassen en scrollen zijn twee dingen die tegenwoordig bij elkaar horen.


Ik wil hier niet per se onnodig over jammeren, maar steeds vaker als ik heb geplasscrollt, bekruipt me een akelig gevoel. Dat het ’t werk is van iets groters, van onzichtbare mannetjes die overal rondlopen met een hamer en onze concentratie ongemerkt in steeds kleinere stukjes hakken, totdat we niet meer weten hoe we al die stukjes aan elkaar moeten lijmen. Weet je wel wat dit betekent? Dat we steeds minder goed in staat zijn een interview te schrijven zoals jij dat deed, Bibeb.


‘De moeder aller interviewers’, word je genoemd. Ik vind dat terecht. Je interviewde urenlang, soms dagenlang. Je schonk mensen tijd. Maarten ’t Hart, na jullie interview: ’Ik heb toen wel besloten: nooit meer Bibeb over de vloer.’ Hij was in al die uren te eerlijk geworden. Je vroeg Gerard Reve wat hij was. Hij antwoordde: ‘Ik ben wel een trouw mens, wel een moeilijk mens, ik maak wel een hoop herrie.’ Later: ‘Waar ik een hekel aan heb, is dat ik eigenlijk een weerloze poseur ben. Dat ik wel een poseur ben, een charlatan, maar niks kan liegen.’ Nog later: ‘O, ik zou de mensen willen uitroeien. Niet martelen, maar gewoon verbranden, het grondige werk, bedoel ik. Tuig allemaal. Jezus Christus nog aan toe, er moet een God zijn of iets dat minstens zo erg is.’ Het was inmiddels donker toen hij dit zei; jullie zaten tegenover elkaar en konden nauwelijks elkaars gezicht nog zien, zo veel tijd was er inmiddels verstreken. Je vroeg Neelie Kroes: ‘Als u nu zwanger zou zijn, zou u het dan laten aborteren?’ Je vroeg een vriendin van de koninklijke familie: ‘Denkt u dat Claus homoseksueel is?’ Je vroeg bijna altijd ook naar liefde, schaamte, jaloezie, erotiek. De vraag ‘Bent u weleens verliefd geweest om iemand anders dan uw partner?’ kwam geregeld voorbij. Misschien omdat je man, George Lampe, geregeld vreemdging met zijn studentes, maar volgens mij was je slim genoeg om ook zonder vreemdgaande man geïnteresseerd te zijn in ons vermogen of onvermogen van meerdere mensen te houden. Je sprak Jan Cremer, Remco Campert, Jan Wolkers, Anton Koolhaas, Gerrit Rietveld, en nog honderden van politici, schrijvers, kunstenaars. Want ook al wilde Maarten ’t Hart je niet meer over de vloer; de rest van bekend Nederland wilde dat wel - je was een keurmerk en psycholoog ineen.


'Ik heb besloten: nooit meer Bibeb over de vloer.'

Ik snap wel dat je naar het buitenland ging, want Nederland raakte op, en Bibeb, ik ben zo blij dat je dat gedaan hebt; dat je Bibeb in Parijs, Bibeb in Rome en Bibeb in Londen schreef, dat je Truman Capote durfde te vragen of hij ooit iemand zou vermoorden, dat je in gesprek kwam met Andy Warhol, Martin Luther King, Federico Fellini, dat je bewees dat je succes geen goedkoop resultaat was van een ons-kent-ons-cultuur in Nederland, maar jouw vermogen je met een onafgebroken concentratie op je onderwerp storten, je zo grenzeloos te wijden aan een ander, want je benen moeten om de haverklap moe zijn geweest toen je in Parijs de grote Franse actrices wilde interviewen, je hebt vast wel elf keer opnieuw voor hen moeten kiezen, moeten bepalen dat praktische bezwaren je nooit zouden aankleven, ook als dat betekende dat je portiers om moest kopen om tot hen te komen of toch aan de andere kant van de stad moest zijn, waar je met de vindingrijkheid van een verslaafde informatie verzamelde, via onconventionele wegen - de omgekochte portiers -, en via conventionele wegen, een PR-dame, want ze moesten wel weten dat je met ze bezig was, ze moesten weten hoeveel wandelingen je voor ze maakte, hoe moe je benen waren, hoeveel mensen je sprak om dichterbij ze te komen, want aanhoudende interesse vertaalt zich uiteindelijk altijd, zo wist je uit ervaring, in genoeg emotioneel wisselgeld voor een interview, het perfecte interview, het interview waarbij je bijna nog meer wist van je iconen dan zijzelf, waardoor ze haast niet anders meer konden dan toestemmen, alleen al om zichzelf door jouw ogen te kunnen zien, en als deze zin voelt als een brutaal lange adem die geen regels volgt, dan is het zoals het moet zijn, want je was een brutaal lange adem, die vaker niet dan wel de regels volgde - hoe anders kon het dat je, na ringeloren om nummers, bedelen om informatie en het omkopen van omstanders, ook ver van Nederland aan de eettafels belandde van Françoise Sagan, Brigitte Bardot, Juliette Greco, Simone Signoret, Ingrid Bergman en Josephine Baker?


Toewijding is internationaal, niet? Slijmen ook, maar dat deed je niet, dat was niet je smeermiddel, en ook dat is een opluchting voor me, Bibeb, ook daarom schrijf ik je deze ode, omdat je eerlijkheid belangrijk vond dan decorum. Toen je Brigitte Bardot vroeg naar Picasso, schreef je immers op: ‘Ik weet dat ze bij Picasso is geweest, in Cannes, en hoop dat ze hiervan iets vertellen kan, maar ze antwoordt vaag: “Ik begrijp niets van wat hij maakt. Ik vind ’t lelijk, maar schrijf dat niet, want hij is aardig.”’ Later concludeer je: ‘Behalve dat ze mooi en bekoorlijk is, heeft ze niets waaruit blijkt dat ze een eigen opvatting heeft over haar werk, zegt ze niets wat me aanzet tot schrijven.’


Sinds jij iedereen alles durfde te vragen en op te schrijven, mogen wij dat ook doen. Het laatste boek dat je ooit schreef, heet Een hartstocht moet je volgen. Dat las ik op de wc. Ik spoelde door en nam me voor nooit meer te plasscrollen.