Kussenmeisje

Lees deze week de wisselcolumn van Vere van der Veen over Veerle, Vlieland en Vluchten naar Canada.


Als ik met haar knuffel voelt ze als een kussen. Mijn handen kunnen elkaar dan niet raken. Als ze voor mij de trap op loopt hoop ik dat ze niet valt, houd ik achter haar mijn hand als een kommetje naar boven gericht ook al weet ik dat dat niks uitmaakt. 


In de zomer hebben we een keer een tandem gehuurd, ik voor, zij achter. In de middag werd alles roze. Het gras als dekens langs de weg. De vogels op de elektriciteitsdraden volgden de route terwijl ik Veerle achter mij hoorde hijgen. We pauzeerden bij een bankje tussen het graan dat tot mijn oren kwam. Ik plukte een stukje stengel en stopte hem tussen mijn lippen. We schrokken niet toen de tandem omviel en luisterden naar het ruisen van het graan tot de zon onder ging. 


In het museum wil ik vaak stenen beelden aanraken, en als ik dat doe in het bijzijn van Veerle krijgt ze rode vlekken in haar nek. Ik trakteer haar dan op warme chocolademelk in het restaurant uit schuldgevoel. Toen ze was gedumpt door Herman heb ik haar meegenomen naar Vlieland. Het eiland waarvan ze de naam vooral heel mooi vond. Een vliegend eiland, zo zag ze het voor zich. Haar ogen zijn het hele weekend een beetje dik geweest door al die tranen die ze liet. We hebben er zoveel mogelijk in de zee laten vallen. We lagen samen in een bed. Ik als een baby-aap om haar heen geklemd toen ik wakker werd van haar gehuil. De bootreis terug was tegen de wind in, waardoor de reis langer duurde. Maar volgens Veerle zorgde het ervoor dat haar verdriet naar zee werd geblazen en dat was goed. 


Als de zon scheen in de winter gingen we op bankjes staan om ervoor te zorgen dat we dichter bij de zon waren. Veerle ging altijd als eerste weer zitten. Een paar maanden geleden had ze het voor het eerst over Canada. Ze vertelde dat ze het grappig vond dat als je ‘Canada’ googelde er naast de opties ‘Afbeeldingen’ en ‘Maps’ ook de knop ‘Vluchten’ was.


Ze begon mij boeken te geven uit haar boekenkast die ik goed vond. Schreef citaten op de schutbladen die haar aan mij deden denken. Haar rode sjaal die ze elke winter droeg kreeg ik cadeau met Sinterklaas. Heel zacht zei ze dat ze hem niet meer nodig had. Toen ik deed alsof ik dat niet had verstaan zei ze dat ze niks had gezegd. 


Haar voeten waren een soort vierkantjes, haar tenen allemaal op bijna dezelfde lengte. Mijn balletjuf vertelde ooit dat zulke voeten de beste waren om mee op spitzen te dansen. Toen ik dat op het strand bij het pootje baaien tegen haar zei moest ze heel hard lachen. Ik ken niemand die zo goed taarten kan bakken als Veerle. Ze zijn niet alleen lekker maar ook heel mooi. Als ik een galerie had zou ik ze allemaal op sokkels zetten, een cameraman uitnodigen en alle bezoekers de taarten laten eten. De film die daaruit komt afspelen op een grijze tv in het midden van de ruimte en nooit meer uitzetten. 


‘Canada’ stond op het vliegticket wat ze me liet zien op 7 januari. Er stond nergens het woord retour. Het mandarijnen partje tussen mijn vingers had ik plat geknepen en het sap druppelde op mijn broek. Ze keek me aan op de manier waarmee ik haar naar reclames van Unicef had zien kijken. Ik stond op om mijn handen te wassen en water op mijn broek te sprenkelen. Ik voelde dat ze naar me keek en dacht aan hoe mijn broek waarschijnlijk tussen mijn billen zou zitten. Ik vroeg haar waarom en zij zei dat ze alleen wilde zijn. Ze wilde een veer zijn aan een vleugel in de lucht en niet meer een van de vele in een gevuld kussen. Ze wilde mij los laten vliegen. Ik zei dat veren uit kussens zachter zijn dan veren om mee te vliegen en gaf haar een knuffel. Op de dag dat ze vertrok ben ik naar Vlieland gegaan. Ik had de wind mee.