Saudade

In de wekelijkse wisselcolumn van De Internet Gids wil Sarah Arnolds zichzelf genezen van haar melancholie. Lees in 'Saudade' over Valse Papieren van Valeria Luiselli en 'de treurige schoonheid van het doorknippen van een geblokkeerde bankpas'.

Op het vliegveld zit een vrouw met een saucijzenbroodje. Er is een afstand tussen de vrouw en het broodje. Het broodje ligt voor haar op tafel, op een papieren bordje, onaangeraakt. Ze wrijft werktuigelijk een servetje kapot tussen haar duim en wijsvinger en staart langs het broodje naar een punt in de verte. We lijken haar niet te hebben getroffen op een gelukkig moment. Ze kijkt alsof er ook een afstand is tussen haar en andere dingen in haar leven. En dan, wanneer ik dichterbij kom, op haar t-shirt in zilveren letters met pailletten: "Make the most of today." Het is prachtig, het is verschrikkelijk. Een brok in mijn keel.

Je kunt het melancholie noemen, weemoedigheid, sehnsucht, maar omdat ik op weg ben naar Portugal noem ik dat wat ik voel bij het zien van de vrouw met het broodje saudade,  waarover Valeria Luiselli schrijft in Valse Papieren: "Saudade, waar de pijn te horen is in de samenklank van de eerste twee klinkers, doet denken aan die dingen die tegelijkertijd mooi en verdrietig zijn: zeeschepen, treurwilgen, wierook, hagedissen." Waar ik nog graag aan toe zou willen voegen: windmolens bij zonsondergang, zwembaden, mensen van wie de vrolijke boodschap op hun trui niet correspondeert met de blik in hun ogen, het binnenterras van de Hema in de Kalvertoren. Pagina's lang haalt Luiselli verschillende interpretaties van het woord aan, om tot de conclusie te komen dat het eigenlijk onvertaalbaar is. Toch zal iedereen ergens wel weten hoe het voelt. Iets zien en het onmiddellijk herkennen – niet omdat je het ooit gekend hebt, maar omdat je vervuld raakt door een gemis met terugwerkende kracht, een gemis van het afwezige wat misschien wel nooit aanwezig was. Ik zou niet willen zeggen dat het echt pijn doet; misschien de pijn van een zwerende duim waar je gedachteloos op blijft drukken met de achterkant van een potlood – zoet met iets bitters. 

De Afsluitdijk. Pennywafels. Kerstballen in de vorm van aapjes. Mijn lijst is lang en het is genoeg. Ik wil genezen van mijn melancholie. Lange tijd was het een gevoel waar ik me mee identificeerde, maar de laatste tijd staat het me tegen. Ik ben eigenlijk een opgewekt persoon; de melancholie is gekoppeld aan specifieke objecten of situaties en overvalt me altijd wanneer het me net niet uitkomt. Het voelt haast als iets ijdels, als het nuffige zusje van zelfmedelijden. Ik wil niet langer iemand zijn die bij de aanblik van een kuipje huzarensalade opeens lang en diep moet zuchten. "Jij bent echt zo'n schrijver," zei iemand tegen me toen ik hem wees op de treurige schoonheid van het doorknippen van een geblokkeerde bankpas, en schudde daarbij nog lang nadat hij deze constatering had uitgesproken zijn hoofd, alsof het me zonder dat gebaar zou zijn ontgaan dat dit geen compliment was. 

Even er voor had hij me, zonder dit te weten, rijdend over een snelweg, genezen van mijn windmolenweemoed. "Kijk, wat onhandig," zei hij, en wees naar een eenzaam, stilstaand windmolentje in een dal, wat verscholen tussen bomen onmogelijk wind kon vangen. "Kijk, wat groot," zei hij, wijzend naar een vrachtwagen die de gigantische wiek van een windmolen vervoerde op zijn aanhanger. "Ja," antwoordde ik beide keren. Hier viel niet zoveel tegenin te brengen. De windmolen was in zijn ogen gewoon een windmolen: wit, groot van dichtbij, klein van veraf, heeft wind nodig, wekt dan stroom op. Voor even werd ik ongekend kalm en licht.

Portugal vond de saudade uit en ze zingen er fado, wat klinkt alsof iemand moet huilen maar dit eigenlijk ook wel lekker vindt. Op vakantie gaan naar dit land leek me dan ook een uitdaging, maar toen het vliegtuig de landing inzette, we over een veld met tientallen windmolens vlogen en ik geen enkele aandrang voelde om te zuchten, wist ik dat er hoop was. "Kijk, gewoon windmolens!" riep ik enthousiast, mijn neus tegen het raampje gedrukt. Geen brok in mijn keel. Geen heimwee naar niets. Nu zag ook ik de dingen voor wat ze waren. 

"Wat grappig dat jij schrijft, ik vind je echt zo iemand die in een bloemenwinkel werkt," is wat niemand ooit tegen me zei, maar misschien wel, op een dag, als ik mijn best blijf doen de dingen te zien zoals ze zijn. Tot die tijd kijk ik, wanneer ik op het vliegveld een treurige vrouw in een hoopvol t-shirt nader, nadrukkelijk een andere kant op. Het is heel eenvoudig haar over het hoofd te zien.