Scherven: Aeschylus

Classicus Jacob Zwaan (1988), onlangs afgestudeerd aan Oxford University, kiest fragmenten uit de klassieke literatuur die hem hebben geraakt en schrijft daar een korte toelichting bij.

Dit is het tiende jaar sinds de grote opponent van Priamus, Menelaus en koning Agamemnon, twee zoons van Atreus onder één stevig juk, twee tronen, twee skepters, beide geëerd door Zeus, met een vloot van duizend Griekse schepen vanuit dit land vertrokken om de expeditie te steunen. Vanuit hun hart schelden zij een machtige oorlogskreet,
zoals gieren die vreselijk verdriet te lijden hebben,
omdat ze hoog boven de bedden van hun kinderen rondvliegen,
roeiend met de spanen van hun vleugels:
de last van het bewaken van hun jongen was voor niets.

Aeschylus Agamemnon 40-54

De Agamemnon van Aeschylus toont hoe koning Agamemnon na de val van Troje naar zijn stad Argos terugkeert en hoe zijn vrouw, Klytaimestra, hem vermoordt. Een koor van oudemannen uit Argos speelt een uitzonderlijk grote rol in deze tragedie. Steeds worden in de passages van het koor de achtergronden van de handeling uitgediept en tot leven gebracht. Hier is het koor voor het eerst aan het woord. Ze beginnen te vertellen hoe Agamemnon is vertrokken om de oorlog tegen de Trojanen te voeren.

De stijl van Aseschylus laat zich moeilijk duiden of imiteren en kan vreemd op ons overkomen. Ze is zeker niet gepolijst of uitgekiend, maar juist grof, groots en hoekig. Aeschylus'taal is bloemrijk en vaak omslachtig, maar roept altijd een concreet beeld op. In deze passage zien we de tronen en skepters van Agamemnon en zijn broer Menelaus, waar een andere beschrijver zou hebben volstaan met de opmerking dat beide broers koningen zijn. Samen vormen ze één juk. De associatie met gezamenlijkheid die dat oproept is op zijn plaats. De broers trekken zij aan zij ten oorlog. Maar hoe zit het met de onderwerping die een juk suggereert? Waren de broers tien jaar geleden geen moedige strijders, en zijn ze inmiddels geen trotse overwinnaars? Misschien, maar dit koor laat de oorlog en haar gevolgen van een duistere kant zien. Na tien jaar afzien wordt Menelaus op zee vermist en Agamemnon thuis in zijn bad vermoord. Zo bezien is een juk zo gek nog niet.

Maar bovenal is het beeld van twee koningen onder een juk indrukwekkend en omineus, hoe we het ook precies in verband brengen met het verhaal. Iets soortgelijks geldt voor de vergelijking met gieren. Ze wordt gemaakt om de oorlogskreet van de broers te illustreren, maar al gauw vervaagt die kreet en beheerst het eigenaardige beeld van gieren die hoog boven hun nest rondcirkelen en tot hun verdriet zien dat hun jongen dood zijn onze gehele verbeelding. Waarom juist gieren? En waarom gebruikt Aeschylus in eerste instantie de woorden 'bedden' en 'kinderen', in plaats van 'nesten' en 'jongen'? We zouden wel over die vragen kunnen denken, maarik wil nu benadrukken dat ze de eerste keer dat je de passage hoort onbeantwoord blijven. Het beeld zelf overheerst. Het is subliem en onheilspellend. De hele Agamemnon staat bol van een vage spanning zoals die er ook zozeer in dit beeld is. En voor het oproepen van vage spanning is het precies geschikt.