De baldadige walvis

Drie gedichten

In de nieuwe bundel van Delphine Lecompte, De baldadige walvis, is het weer een komen en gaan van onnavolgbare personages. We ontmoeten weerbarstige zeepzieders, achteloze stierenvechters, transseksuele coniferenscheerders, anemische hoefsmeden, gierige blikslagers, valse vogelwichelaars en profetische varanen. Hieronder drie gedichten uit haar nieuwe werk.

Mijn ziel voor een bakje karpersaas

Ik probeer mijn ongezonde ziel te verkopen
In een hengelsportwinkel is een man met een hazenlip bereid te ruilen:
Mijn ziel voor een bakje karpersaas
Maar eerst wil hij weten waarom ik van haar verlost wil zijn
Hij is 59 en geboren met een wrede grap.

Ik ben geen visser
Bovendien ben ik bevriend met twee karpers:
Een sierkarper en een spiegelkarper
De sierkarper woont in de vijver van mijn bedlegerige biograaf
En de spiegelkarper verandert iedere eerste woensdag van de maand in een ezeldrijver.

Wanneer de spiegelkarper ezeldrijver wordt
Kunnen we elkaar onmogelijk begrijpen
Hij is dan getrouwd met een misnoegd Duits kreng
Die hem nooit op handen zal dragen
Maar hem schaamteloos ostentatief bedriegt met een, twee, drie, vier bietenboeren.

Vier! Maar liefst vier!!
Het is normaal en zelfs begrijpelijk
Dat op een zekere woensdag de ezeldrijver zijn vrouw vermoordt
Met een zaklamp op het strand achtergelaten door mij
De ezeldrijver wordt nog diezelfde dag gearresteerd.

Door de ondervraging kan de ezeldrijver zijn spiegelkarpermetamorfose niet uitvoeren
De volgende dag ga ik naar de sloot
Om de karper te vragen wat ik met mijn verveling moet aanvangen
Maar mijn verveling is verzonnen en de karper is dood.

*

Wanneer gaat de wereld eindelijk eens rekening houden met mijn wonden?

Mijn kleurrijke lorren tuimelen schijnbaar opgewonden
Alsof ze elke dag door een pas getrouwde vrouw gedragen worden
Een die graag pas getrouwd is; een blonde verkoopster van nagelschaartjes
Haar man is een joviale parkietenkweker zonder littekens
Naarmate de kleren verslijten verzuurt het huwelijk.

De parkietenkweker gaat eerst vreemd met een Zuid-Afrikaanse oogartsassistente
En enkele weken later wordt hij intens verliefd op een blinde oerzwemster
De blonde verkoopster van nagelschaartjes volgt een avondcursus
Grime om de pijn te verbijten, het helpt een beetje
Wanneer mijn lorren uitgetuimeld zijn ben ik nog niet jarig.

Een verdoemde boomchirurg betreedt de wasserette om een reep te kopen
Hij negeert mij ostentatief hoe hatelijk
‘Hou daar eens mee op!’ sis ik verontwaardigd
Hij kijkt opzij, zijn blik valt op mijn handruggen
Links een wrede picknick onder een parasol, rechts vier cijfers.

Wreed aan de picknick is de onuitgenodigde vader
Hij probeert de moeder te wurgen met uitgespeelde contrabassnaren
De kleinste ambulancier is de liefste, hij vangt het kind op
Met lucifertrucs en een walvissenencyclopedie, ik weet nog dat hij beweerde
Titus te heten en dat ik het niet geloofde, in mijn hoofd had hij geen naam nodig.

De verdoemde boomchirurg vraagt of ik in de buurt woon
En of hij mee mag naar mijn huis om een dutje te doen
Ik haal mijn verbleekte lorren uit de droger
Onderweg naar mijn woning werp ik ze in de muil van een afgedankte pretparkcycloop.

*

Tropisch bedrog op een tondeldoos

Ik ben te oud om vernederd te worden
Denk ik terwijl ik te traag lucifers steel
In zijn karige kantoor strooit de kruidenier ze over mijn schoot
‘Tel ze, trut!’ snauwt hij, zijn linkse wenkbrauw is veel voller dan de rechtse
Op de tafel staat een ingelijste foto van zijn vrouw toen ze nog het weer presenteerde.

Ik pik de lucifers tellend op
Eerst luidop, daarna binnensmonds
Tot ik helemaal niets meer zeg omdat ik mij concentreer
Op de tekening die ik maak: een zonnebadende vrouw knipt de pony
Van haar weerbarstige kind, de schaar schiet uit en de ezeldrijver komt tussenbeide.

De kruidenier zegt: ‘Je bent oud genoeg om te begrijpen
Hoe je deze diefstal goed kunt maken!’
In werkelijkheid klinkt het krasser
Ik blaas de lucifertekening weg om plaats voor ons te maken
De tekening verdwijnt slechts gedeeltelijk, de razende moeder valt niet weg te blazen.

Achteraf staat haar schaarse silhouet in mijn rug gedrukt
Buiten vraagt een clochard of ik een vuurtje heb
Ik haal mijn aansteker tevoorschijn
De clochard vraagt of ik hou van palmbomen
Op mijn aansteker staat namelijk een tropisch eiland.

Ik antwoord: ‘Geef mij maar sparren!’
De clochard fronst en geeft een aaitje aan zijn fiere hond
We delen een sigaret, hij luistert naar mijn geaborteerde winkeldiefstal
Hij vindt de juiste passage komisch en de luciferstraf buitensporig
Ondertussen probeert zijn hond mijn rug te wissen.

***

U kunt De Baldadige Walvis bij Athenaeum bestellen. Bij uitgeverij De Bezige Bij Antwerpen verschenen van Lecompte eerder de bundels Blinde gedichten (2012) en Schachten en amuletten (2013). Haar debuutbundel, De dieren in mij, werd in 2010 bekroond met de C. Buddingh'-prijs. Delphine Lecompte (Gent, 1978) woont in Brugge.