Parijse mannen 2: Christian

Wat als je net bent verhuisd van Utrecht naar Amsterdam, je hebt een gat in je hart en je staat middenin de grootste stad van Frankrijk? Dan moet je op zoek. Op zoek naar een bankje aan de Seine. Fleur van Greuningen schrijft een wekelijkse feuilleton over de mannen in Parijs. Vandaag deel 2: Christian

Zodra Jean-Luc onder de brug verdwenen is, komt van boven een nieuwe man op me af.
Ik liep over de brug, maar op de helft voelde ik: nee, ik moet terug.
Christian vertelt dat hij beschikt over een zesde zintuig, gaat naast me zitten en rookt trillerig zijn zelfgedraaide sigaret. Je aura heeft een aantrekkelijke kleur, zegt hij. Welke kleur het is, dat kan hij niet precies zeggen, maar het is er één die hem aantrekt.
Als zijn sigaret op is, drukt hij op mijn meridianen en vertelt hij over zijn houten vloer en de bamboe in zijn tuin. Bamboe, zijn lievelingsplant. Zijn oom haalt bamboe weg, omdat het te snel groeit, maar die vertrouwt hij toch al niet, want waarschijnlijk is hij homo. En homos snapt hij niet, homoseksualiteit vindt hij in strijd met de evolutie. Twee vrouwen, dat kan dan weer wel. Ik bijt op mijn lip.
Dan leest hij met zijn zesde zintuig mijn hand. Over vijf jaar ben ik getrouwd, ik krijg drie kinderen en word journaliste. Fijn, eindelijk zekerheid, en dat al bij de tweede man op mijn bankje. Vervolgens stelt hij een vraag, volgens mij om te zorgen dat ik niet merk hoe zijn handen wegglijden van de meridianen, zo, hop, de erogene snelweg op. Doe dat maar even niet,zeg ik en vraag hem naar zijn leeftijd. Hij is zevenendertig en schat mij zeven jaar jonger dan ik ben. Dit is de man die mij zojuist nog wist te vertellen hoe mijn toekomst eruit komt te zien.
Nu staat hij aan. Hij eet macrobiotisch, haalt alles bij de bio-winkel en doet aan acupunctuur met een speciaal apparaat. Ook is hij fotograaf, psycholoog en leeft hij met de dag.
Terwijl hij doorgaat met het uitleggen van zijn messiaanse veelzijdigheid, tilt achter hem een lichtgetinte jongen een deksel op, legt de flesjes water die hij verkoopt (één euro) in de put. Cest son frigo, het is zijn koelkast. Ik lach naar hem, de jongen lacht terug. Christian niet, want Christian is naast psycholoog, macrobioot, acupuncturist en fotograaf schorpioen, dus somber, legt hij uit.
Of ik al meer ontspannen ben, nu hij mijn meridianen heeft behandeld.
Ik vraag hem waar hij vandaan komt (Montpellier) en hoe zijn huis eruit ziet. Hij vertelt over zijn houten meubelen, wit, wat een goed teken is, want dat wil zeggen dat hij een stabiel type is, ondanks zijn nerveuze gestiek. In ieder geval zijn zijn nagels heel. Hij vertelt dat hij vakantie heeft en vrij wil zijn, de toekomst begint elke dag, hij ziet wel wat er komt, maar wil ook wel graag weten of hij morgen met me kan afspreken.
Homos, hè, het zit me dwars, evolutietechnisch bezien. Denk je niet dat omdat de wereld eigenlijk veel te vol is met mensen, er meer homos worden geboren? Net zoals bij eenden.Zo had hij het nog niet bekeken. Dat van de eenden wist hij niet. In zijn hoofd verandert zijn oom in Donald Duck.

Wat later leidt hij me naar Beaubourg, waar ik heb afgesproken met vrienden. Vlak voor de fontein van Centre Pompidou nemen we afscheid. Stel me maar niet voor aan je vrienden.Waarom niet? Ik kijk hem wantrouwend aan. Dan zeggen ze misschien dat je niet met me moet afspreken. Ik weer een afscheidskus af, omdat ik van hem geen afscheidskus op mijn mond hoef. Waarom ik boos ben, vraagt hij. Ik ben niet boos, ik wil gewoon geen kus van je. De weigering daarvan heeft niets te maken met mijn nieuwsgierigheid naar je beweegredenen voor het jezelf niet willen voorstellen antwoord ik hem, in hakkelend Frans.
Hij verdwijnt.
Voor even.


Deze tekst kwam tot stand op basis van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre.