Parijse mannen 3: Christian II

Wat als je net bent verhuisd van Utrecht naar Amsterdam, je hebt een gat in je hart en je staat middenin de grootste stad van Frankrijk? Dan moet je op zoek. Op zoek naar een bankje aan de Seine. Fleur van Greuningen schrijft een wekelijkse feuilleton over de mannen in Parijs. Vandaag deel 3: Christian II

Want hij verschijnt. De volgende dag. Op de Pont François Mitterand.
Ik heb slecht geslapen die nacht, bedacht s ochtends een plan: ik zou hem vragen mij mee te nemen naar die bio-winkel van hem, we zouden boodschappen doen en dan ging ik weer terug naar mijn kamer, want ik wilde schrijven.
Het vlees is zwak, mijn nieuwsgierigheid sterk.
Zijn huis is een souterrain van rond de zestien vierkante meter. Zijn tuin is de groot uitgevallen goot van de straat. Zijn bamboe is mooi; zijn interieur verschrikkelijk: meubilair staat en ligt op elkaar gestapeld; verzwelgt zijn parket. Enger nog: overal staan spiegels, zelfs één naast zijn bed, en boven datzelfde bed hangt een enorm zelfportret. Nergens een oom te vinden.
Hoewel zijn beschrijvingen kloppen, voel ik me niet op mijn gemak, zeg dit hem. Hij doet de buitendeur open en laat de sleutel in het slot: Voor als je weg wilt. Je kan me echt vertrouwen. Ik ben toch psycholoog?
Hij maakt ons koffie en ik eet van zijn onbespoten hazelnoten en genetisch ongemanipuleerde pruimen. De koffie is lekker, de bioscoopstoelen in zijn kamertje zitten gerieflijk. Toch voelt het alsof ik in een garagebox in de Bijlmer terecht ben gekomen.
Opeens staat hij voor me met een schaar.
Driehonderd euro, vertelt hij, want, o ja, hij is ook kapper. Hij pakt vervolgens zijn acu-apparaatje erbij en ik laat hem mijn angst behandelen door het deblokkeren van de meridiaan boven mijn elleboog. Ja, zie je, deze heeft stimulatie nodig.Dat zal best zo zijn, maar dit doet zeer. Dat is juist goed, dat is de stimulatie. Hij legt het uit: niet-voelen is een geblokkeerde meridiaan; bij pijn heeft hij stimulatie nodig; tinteling is de goede stimulatie.
Dit heeft hij allemaal geleerd uit twee boekjes van nog geen veertig paginas. De bibliotheekstickers zijn roze. Hij bladert één van de twee door, kiest een aandoening waarbij meridianen die zich onder de kleding bevinden gestimuleerd zouden moeten worden, zegt dat ik wel moet lijden, zo weinig zuurstof als ik in mijn bloed heb.
Volgens mij is met mijn bloed niets mis.
Maar ik wil deze bij je doen.
Nee, Christian, dat mag niet. Ik wil weg. Mijn leegte mag heus opgevuld, maar liever niet door een zintuiglijke duizendpoot die met al zijn ledematen meridianen wil stimuleren.
Beleefdheidshalve blijf ik nog even zitten, want hij vertrekt ook bijna en kan dan meelopen naar het station.
Nadat hij zijn sigaret heeft opgerookt, lijkt het alsof de duivel bezit van hem neemt. Hij rukt de stekker van zijn stereo uit het contact, sluit de tuindeuren met een knal en slaat zijn kastdeur dicht.
Ben je boos?
Nee, dat niet.
Zijn razernij werkt kalmerend. Doe moeilijk, denk ik bij mezelf. Maar in zijn ogen ben ik degene die moeilijk doet. Zelfs bête: ik zou zijn zorg voor mij niet willen ontvangen, zijn geschenk, van hem aan mij. Of ik weet hoe duur zijn sessies normaal gesproken zijn!
Worst. Waar is die metro.
In het leven moet je zógaan. Hij doet een Hitler-groet rechtdoor.
Wat ik volgens hem nu aan het doen ben is een beetje zwalken. Hij maakte slome cirkelbewegingen met zijn hand.
Niet waar, ik weet namelijk op dit moment meer dan ooit waar ik naar op weg ben, namelijk naar Cité Universitaire, huize Biermans-Lapôtre, chambre 342.
Als we naar buiten gaan, zie ik nog net een foto tegen de zijkant van zijn kast geplakt. Natuurlijk van Christian zelf, waarop hij met een of andere uzi in zijn tuin staat.

Gezamenlijk nemen we de metro.
Over vijf minuten ga je me zoenen.
Hij kijkt me in de ogen.
Ik kijk op mijn kaart, Waar kan ik het beste overstappen?
Over vijf minuten ga je me zoenen.
Ik kijk hem aan, recht op mijn doel af.
Nee, Christian, dat ga ik niet.


Deze tekst kwam tot stand op basis van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre.