Parijse mannen 4: Aimed

Wat als je net bent verhuisd van Utrecht naar Amsterdam, je hebt een gat in je hart en je staat middenin de grootste stad van Frankrijk? Dan moet je op zoek. Op zoek naar een bankje aan de Seine. Fleur van Greuningen schrijft een wekelijkse feuilleton over de mannen in Parijs. Vandaag deel 4: Aimed.

Aimed
De volgende dag wil ik geen bankje meer, Christian heeft me uitgeput. Tijd voor een feministische bezigheid: schoenen kopen. Of naar de kapper.
Het wordt schoenen kopen én naar de kapper.
De schoenen haal ik bij mijn volgende man: Aimed.
Achter de straten van Boulevard Barbès toont de apotheek me met lichtgevende groene letters dat het 32 graden is. Ik loop langs stapels gebakken vis en mannen die pinda’s roosteren alsof ze alchemisten zijn die net een eureka-moment hebben gehad. Zes op de tien winkels in de straten verkopen de mooiste Afrikaanse stoffen, met prints waar Keith Haring jaloers op zou zijn.
Terug op Boulevard Barbès. Een kastje op het trottoir gevuld met espadrilles. In de winkel staan stapels dozen met bovenop de schoenen die eronder gevonden kunnen worden.
‘Voor meer espadrilles moeten we de lift nemen naar de derde verdieping,’zegt de verkoper. We lopen in de richting van de onbestaande lift, naar een kleine kast achterin de winkel, daar waar nog een deel van de dozen wordt gestald.
Aimed. Hij tekent zijn naam voor me uit, omdat we het teken ervoor hier niet hebben. ‘Vandaar de vreemde schrijfwijze,’ legt hij uit. Hij zoekt een foto op van Jijel, Algerije, waar hij vandaan komt, en legt zijn iPhone met het plaatje van een blauwe baai in mijn hand, loopt dan de trap op, misschien heeft hij boven nog iets liggen.
Als ik liever een iPhone dan espadrilles had gehad, dan was dit het moment.
Ik probeer maat 39. ’Nee, je moet echt 38 hebben.’
Hij neemt mijn telefoonnummer, zodat hij me kan bellen zodra de nieuwe lading binnen is.
Of hij misschien een goede kapper weet.
‘Je kan je beter niet in deze straat laten knippen. De kappers in deze straat zijn een beetje vies, knippen mensen met ziektes en zo, en jij lijkt me wel een schoon meisje.’ Fijn, dat ik daarop lijk. Ik neem zijn raad aan, neem de weg die hij me wijst en ga op zoek naar een kapper waar de Franse vrouwen zich laten knippen.

M. Saâd
Het wordt zijn native buurman.
Een Marokkaanse kapper met een knipsalon. Mintgroene wanden, waaraan droogkappen hangen die moeten stammen uit het begin van de jaren vijftig. Ik ken ze uit films waarin Amerikaanse vrouwen nasaal met elkaar kleppen terwijl de kapper hun haren bijeen veegt.


Als ik weer eens naar Parijs kom, moet ik M. maar bellen. Dan mag ik in zijn appartement in Montmartre verblijven en zal hij me voeden. Dit zegt hij nadat hij heeft verteld dat een vriend van hem een salon in Amsterdam heeft. Wat nog mooier is: zijn vriend heeft een Nederlandse vrouw, dit in contrast met de Parisiennes die hem geen blik waardig gunnen. Als hij Nederlands had gesproken, was hij al lang verhuisd. Want weet je dat er zelfs een Marokkaan burgemeester is geworden in Nederland?
Als ik thuis ben, stop ik mijn hoofd onder de kraan. M. Saâd is een lieve man, maar zijn föhngedrag stamt waarschijnlijk uit dezelfde tijd als het interieur van zijn salon.

Als ik thuis ben, stop ik mijn hoofd onder de kraan. M. Saâd is een lieve man, maar zijn föhngedrag stamt waarschijnlijk uit dezelfde tijd als het interieur van zijn salon.

Aimed

Aimed stuurde, in sms-Frans: ‘Goedenavond! Ik hoop dat het goed met je gaat, en dat je uiteindelijk een goede kapsalon hebt gevonden? Aimed’

Jean-Luc
Vrijdagochtend elf uur.
De telefoon gaat.
Een onbekend nummer.
Het is vast Jean-Luc, om te vertellen dat hij weer een vip-uitnodiging in de wacht heeft gesleept.
Nee. Neeneenee. Hoe groot dat gat ook is, een uur luisteren naar een blaaskaak gaat me echt te ver.
Ik druk op ‘stil’.
Jean-Luc heeft het begrepen en blijft stil.