De landschapsmachine

Miljoenen jaren geleden stroomde de rivier de Eridanos van Lapland via de Baltische Zee naar de Noordzee. Het was een rivier zo groot als de Amazone. Bij haar monding zette ze grote hoeveelheden spierwit zand af. Dit witte zand vormt de basis van ons land. Schrijver-filosoof Bram Esser en ontwerper Francois Lombarts doen verslag van hun expeditie op weg naar de bron van Nederland. Vandaag deel 1: De landschapsmachine.

Een mopperende buschauffeur zet ons af bij de Ter Heijde, een gehucht net onder Den Haag. Hij noemt ons rauwdouwers omdat we geen goede morgen hadden gezegd en omdat we met onze grote rugzakken als botsautootjes overal tegenaan waren gekomen. Het kwam door de zenuwen, we zijn op ontdekkingsreis, maar de buschauffeur denkt natuurlijk dat we met vakantie zijn. Hoofdschuddend drukt hij op de knop om ons eruit te laten.
Expedities naar onbekende gebieden hebben een grote kans om te mislukken. Expedities naar bekende gebieden zijn misschien nog wel riskanter. Je moet tenslotte op zoek naar het onbekende in het overbekende. Je moet ook door allerlei vooroordelen heen prikken. Bijvoorbeeld het vooroordeel dat het strand alleen bedoeld is voor recreatie en dat je er helemaal niet op ontdekkingsreis kan.
Vanaf de bushalte lopen we over betonplaten naar de duinovergang. Al snel ontwaren we de veertig meter hoge observatiemast met de naam Argos. De mast is vernoemd naar een reus uit de Griekse mythologie die honderd ogen heeft, verspreid over zijn hele lichaam. Ook de mast heeft ogen. Zeker acht camera’s houden constant het gedrag van de zandvlakte in de gaten. Het is namelijk niet zomaar een strand, maar het nieuwste staaltje kustverdediging uit Delft. Ze noemen het de zandmotor (www.dezandmotor.nl/), een schiereiland van 128 hectare. Al het zand dat nodig is om de komende twintig jaar de Zuid Hollandse kust tot Scheveningen op peil te houden, is nu op één plek gedumpt. Golfstromen doen de rest, ze verspreiden het zand over de kust.



Iemand surft met een vlieger en een plank over het strakke water van een binnenmeer. Voor dagjesmensen is dit vernuftige, in Delft bedachte landschap, gewoon een recreatiegebied. De expeditie trekt voorbij zonder dat iemand het in de gaten heeft. Na een tijdje worden we gelukkig toch opgemerkt. Geen expeditie zonder publiek. Een reeds lang gepensioneerde stukadoor in een wat smoezelige broek begint een praatje.
‘In Den Haag zeggen ze altijd: “wat zegt u?”. Terwijl ik toch heel duidelijk praat. Ik kom uit Maastricht, ik heb overal al gewoond. Ik houd wel van Den Haag omdat het anoniem is.’ Hij wil weten wat we doen.
‘We zijn geïnteresseerd in het spel van zand en water en de rol van mensen in dat spel.’
‘Als jullie dat leuk vinden, zou je ook eens in de buurt van Turnhout moeten kijken. Daar heb je uniek zilverzand.’
We knikken. Het advies is goed bedoeld, maar Turnhout ligt helaas niet in de loop van de Eridanos. Een kleine vrouw van rond de veertig komt naderbij. Ze heeft kortgeknipt haar waar een rode kleurspoeling doorheen zit.
‘Is dit uw hond, meneer? Ik wil uw adres hebben want uw hond heeft mijn hond aangevallen.’
‘Geen sprake van, dat is het risico van op het strand lopen.’
‘Rudy?’ De kleine vrouw zoekt de ogen van haar partner. Hij is wat dikkig, Rudy, en hij draagt gele gymschoentjes. Hij komt naderbij en zegt: ’Zal ik jou eens even flink afrossen?’ Hij is een man die van aanpakken weet en begint vrijwel direct met zijn gele gympjes venijnige trapjes uit te delen aan de tachtig jarige. Het is niet leuk om te zien, ik ben van mening dat mensen op die leeftijd met meer respect behandeld moeten worden.
‘Ho hò, is dat nou nodig,’ roep ik zwakjes. Rudy draait zich abrupt naar mij om.
‘Doe je rugzak af dan, als je wilt vechten.’
Ik doe mijn rugzak niet af, ik heb andere verplichtingen. Uiteindelijk kiest de oude stukadoor eieren voor zijn geld. Zijn zonnebril ligt al in het zand en hij heeft besloten toch maar zijn adres te geven. We maken ons stilletjes uit de voeten en voelen ons verslagen.
Kort voor Scheveningen begint het hard te regenen. De regenwolk hebben we al geruime tijd zien aankomen, maar wat doe je eraan? Op het strand kan je nergens schuilen. Doorweekt vinden we onze toevlucht in een lunchroom aan de tweede binnenhaven.
‘Dit valt tegen,’ zegt François. ’Ik had niet verwacht dat het zo zwaar zou zijn.’
We wonen in Den Haag, de verleiding is groot om op de tram springen en vannacht gewoon weer in ons eigen bed te kruipen.
‘Misschien moet je hier het een en ander achterlaten,’ suggereer ik. François laat zijn statief achter en dat scheelt al een hoop. Kort na het passeren van Scheveningen, op een plek waar allang geen strandtenten meer zijn, ontdekken we een flinke inkeping in de eerste duinenrij. Op een bordje lezen we dat deze incisie door een graafmachine is gemaakt zodat het zand, aangevoerd vanaf de zandmotor en gedroogd door de zon, via dit gat in de duinen door de wind landinwaarts wordt geblazen.
Het begrip zandmotor begint steeds meer betekenis te krijgen. Bij Ter Heijde wordt een proces van zandcirculatie opgestart en dat zorgt tot voorbij Scheveningen voor nieuwe duinen. We lopen niet over het strand, maar door een ecologische machinekamer.
Het weer is gekalmeerd en ook het strand wordt rustiger. Mensen met honden en vliegers trekken zich terug en het duurt niet lang meer voordat deze dag tot een definitief einde zal komen. Alleen de expeditie blijft achter. De rauwdouwers vinden net als het zand een weg door de incisie in de duinen naar het achterland. Officieel is dit rustgebied, maar dat is oké, ook wij zoeken rust.
We willen het liefst een kampvuur maken. In de krant had ik gelezen dat de oermens ‘ s avonds rond het kampvuur kennis en verhalen aan elkaar doorgaven en op die manier steeds slimmer werden. Zo konden ze winnen van de Neanderthaler. Wij willen ook winnen. Niet van Neanderthalers, maar van Rudy en de zijnen. Toch zien we van een kampvuur af. Het negeren van verboden toegang borden is één ding, een vuur stoken is weer wat anders.
Liggend tussen het helmgras kijken we naar de watervlakte beneden ons. Honderden witte schuimkopjes weerkaatsen het laatste licht, ze vonkelen in het donkere water. We zien hoe de avond langzaam als een tweede zee over de eerste heen spoelt en haar eigen fonkelende witte lichtjes met zich meebrengt. ’s Nachts liggen we lang wakker. Net als de oermens. De oren gespitst op mogelijk gevaar.


Deze tekst kwam tot stand door Nida Art Colony en Satellietgroep.
Ga voor informatie over de auteurs naar francoislombarts.com en
bramesser.com.