Bijbels

Het huidige Gidsnummer heeft als thema Geloof, waarbij het niet-religieuze geloof aan bod komt. Vandaag leest u op de-gids.nl wél over religie. Bijbels van Hedda Martens is een monologue intérieur van een vermoeide God.

Natuurlijk, ik ben niet voor niets Wie ik ben. Dat paradijs was in feite beginnerswerk; de mensen die daar onsterfelijk en wel maar wat ronddartelden begonnen me al spoedig mateloos te vervelen. Om de Geest op gang te brengen moest er duidelijk iets pittigs gebeuren, dus besloot ik ze te voorzien van een hebzucht die ze eeuwig zou berouwen: afgelopen met dat paradijs. Voorgoed. En bovendien, waarom zouden ze mij anders nog nodig hebben? - Vooral het invoeren van hun eigen schuld was een meesterzet, want met zo’n loodzware verantwoordelijkheid kunnen ze maar een kant op: de mijne. De ware schuld vindt immers geen enkel soelaas bij veelgoderij of bijgeloof, en pas wie zichzelf niet ontziet vindt de weg naar geldige methodes om uit de ellende te raken. Geholpen, uiteraard, door die zo begeerde kennis, waar zonder dit gloednieuwe bewustzijn trouwens weinig van terecht zou zijn gekomen.
Toch is het natuurlijk allemaal zo makkelijk niet, en reken maar dat de mensen die eerste paar duizend jaar onophoudelijk bij mij aanklopten om de moed niet te verliezen. Ik, de ene, alwetende God, die tijdens die lange weg troost en verlichting brengt via verhalen, voorschriften en vraagstukken waar de mensen flink hun hersens bij moeten houden, zodat hun zoektocht de beste kansen krijgt. Met veel vallen en opstaan zijn ze inmiddels een heel eind gekomen en ik merk het, want hoe meer ze weten, hoe minder ze mij aanroepen. Zo moet het ook, het is een welbewust onderdeel van de natuurwetten waar ik al die tijd op gepuzzeld heb. Want zijn ze daar eenmaal uit dan kunnen ze eindelijk oprecht in mij gaan geloven: niet als noodmaatregel, maar uit eigen vrije wil. Niet uit vrees voor de willekeur van de wereld, maar als troost voor hun lot dat het eeuwige verving door het tijdelijke, met alle onrust en angsten van dien - geen wetenschap ter wereld die daar vat op heeft. Pas als ze mij dat eenzame lot vrijwillig toevertrouwen, pas dan kan er sprake zijn van een volwaardig, wederzijds verbond.
Desondanks heeft het me in de loop der eeuwen heel wat ergernis gekost om niet alleen hun hebzucht en ruzies, maar ook de trage groei van hun kennis met al die onnodige dwaalwegen zo dadenloos te moeten aanzien. Vandaar dat ik niet de minste moeite had met de vele geroepenen die de koers wat probeerden te verleggen, profeet, messias, hoe ze zich ook noemden. Met name die ene man met zijn nieuwe wereld die bevrijd zou zijn van wat hij de erfzonde doopte: indrukwekkend, wat die teweeg heeft gebracht. Wel jammer trouwens dat zijn leer tegelijk een flinke rem zette op de wetenschap, waar de mensen in ruil voor het paradijs immers alle recht op hadden; een waar geloof hoeft daar toch heus niet zo bang voor te zijn.
Niettemin ging het hier om een uitzonderlijk iemand, vooral omdat hij als methode een zachtzinnigheid opvoerde die nieuw voor me was; er kwamen heel andere leefregels en verhalen uit voort dan in mijn boeken te vinden zijn. Vooral qua toon en intentie trouwens, want de schrijvers speelden wel bijzonder handig in op wat er uit mijn naam allang stond, en ook allerlei zaken die ik over de nieuwe tijd heb voorspeld laten ze moeiteloos naar deze messias verwijzen. – En waarom speciaal deze? Welnu, dat zou komen omdat hij zou zijn afgevaardigd door niemand minder dan mijzelf. En dan ook nog als vertegenwoordiger van, let wel, mijn liefde.
Nu vind ik de liefde een groot goed, maar het is niet meteen iets waar ik persoonlijk voor insta: eerst maar veel leren en fatsoenlijk blijven, dan zien we later wel verder. Al geef ik toe dat de mensen me na die verdrijving zeker meer zijn gaan boeien, juist door dat zwak dat ik ze had meegeven. En al die moeite die ze sindsdien voor me doen, wat een vertellingen, wat een muziek en zang en schitterende godshuizen! Ja, ik stel dat bijzonder op prijs. En dat van die zondeval, ach ... zoals gezegd, ik ken mijn verantwoordelijkheden.
Terwijl deze specifieke messias - je had er toen talloze, ik heb dat amper bij kunnen houden - die zondigheid er toch wel erg diep inwrijft, om vervolgens redding te beloven. Een slimme methode waar ik ook zelf niet wars van ben, dankbaarheid troef, maar op je eentje de hele mensheid verlossen dat is nogal wat. Hoe zou dat precies moeten toegaan, vraag ik me af, al helemaal wanneer als argument een vader-zoon relatie in het leven wordt geroepen die toch weinig realistisch is. Die vader zou ik namelijk zelf zijn, en dat blijkt dan wel erg letterlijk uit te pakken; terwijl men sinds het paradijs toch heus beter weet. - Nee, hier zit een onnodig zwak in de leer, waar ik flink moeite mee zou hebben als het niet ook de introductie betekende van een buitengewone vrouw, die alles overtreft in liefde en zachtmoedigheid. Spreken doet zij niet, maar als troosteres is ze onovertroffen; hadden ze voor mijn boeken ook maar zo iemand bedacht, de schrijvers van toen.
Enfin ik til hier om harentwille dus ook weer niet al te zwaar aan, net als aan een paar andere toeschrijvingen waar ik weinig in zie: wat uit mijn naam gebeurt houd ik bij voorbeeld liever zelf in de hand maar goed, ook daar kan ik me wel weer overheen zetten. -Nee, een aanzienlijk groter probleem, min of meer logisch van aard zelfs, lijkt mij de zo stellige aanname dat deze zoon, die mens is geworden, zelf helemaal vrij van schuld en zonde zou zijn. Want kort en goed: zulke mensen bestaan niet. Per definitie niet. Natuurlijk is er leed genoeg zonder schuld, de dieren kennen niet anders; maar de mensen moesten zo nodig overal bewust weet van hebben, en dan kun je jezelf met geen mogelijkheid vrijhouden.
Verantwoordelijkheid, schuld - het is de zandkorrel in de oesterschelp. Wil deze messias het leed der mensen kennen, dan kan hij zichzelf niet toestaan zonder zandkorrel te zijn.
Merkwaardig dat zijn schrijvers dat niet inzagen want er zijn, gelukkig voor de leer, toch aanwijzingen te over dat ook hij mijn, en daarmee zijn eigen geboden overtrad. Neem om te beginnen de hoogmoed. Een schot voor open doel, want wie zich mijn zoon noemt gaat toch aardig ver in dit opzicht? En dan al die wonderen, ik heb daar natuurlijk zelf ook wel aan gedaan, maar erg bescheiden kun je dat moeilijk noemen. - Toch is er maar één zaak die mij werkelijk ten diepste raakt, en dat is de zogenoemde naastenliefde, een begrip waar deze messias zeer hoog op inzet. Welnu, hoe valt juist dat te rijmen met de vlijmscherpe angel in het lijdensverhaal die immers aanzet tot het jammerlijkste tegendeel? Het zal wel niet de bedoeling zijn geweest, maar voor wie de mensen kent, kon het gif toch niet efficiënter geplaatst worden. En dan doel ik uiteraard op de genadeloze vervolging van het volk waar nota bene zijn eigen familie uit voortkomt maar dat ook, moet ik toegeven, mijzelf het naast aan het hart ligt. Ik wil hier nu niet verder op ingaan, maar zij waren wel de eersten die mij serieus namen en vol vreugde over mij leerden en vertelden; en dat zijn ze blijven doen in heel wat gruwelijker situaties dan die ene, zelfgewenste kruisiging die er de sluizen voor openzette.
Goed, dit vermoeit mij, het vermoeit mij mateloos. Laat ik dus als sluitstuk van al dit menselijk tekort het lot van Judas aanvoeren, de jongste van de twaalf discipelen en voorbestemd om de verraderkus te geven. Daar kan hij dus niet aan ontkomen, maar alsof dat al niet kwellend genoeg is, laat zijn messias tijdens het laatste avondmaal nadrukkelijk horen dat hij hier allang het nodige vanaf weet. - Waartoe? Wat is dat voor pijnlijk vertoon van kennis? Toch niet veel anders, zou ik haast zeggen, dan wat ik deed in verband met die appelboom. In plaats van zo’n misplaatste klacht had hij ook, eenmaal in Ghetsemane, kunnen besluiten zich zelf aan te geven; een stap naar voren en hij had zijn vriend alles bespaard. Niet voor niets koos ikzelf een slang indertijd; dan weet je waar je aan toe bent.
Maar laat ik het hierbij houden, ik ken de mensen immers, en waar het om gaat is dat deze messias ook in die zin niet van hen verschilt. Vermoedelijk drong zijn schuld pas echt tot hem door toen bleek dat Judas zich verhangen had, en was dit de ware bron van zijn wanhoop in die allerlaatste uren. Niet ik, maar zijn onschuld had hem verlaten.
Want pas toen, bij die desolate woorden, kon ik ook voor deze man oprecht voelen wat ik voordien moeilijk opbracht: erbarmen, voortkomend uit een oneindige begaanheid met ieder mens dat mij werkelijk zoekt.