Friese vete

Miljoenen jaren geleden stroomde de rivier de Eridanos van Lapland via de Baltische Zee naar de Noordzee. Het was een rivier zo groot als de Amazone. Bij haar monding zette ze grote hoe-veelheden spierwit zand af. Dit witte zand vormt de basis van ons land. Schrijver-filosoof Bram Esser en ontwerper Francois Lombarts doen verslag van hun expeditie op weg naar de bron van Nederland. In deel 10 zijn de twee op bezoek bij boer Yde Steegstra en leren ze over de vete tussen de boeren en It Fryske Gea.

Yde Steegstra vindt het prima dat we onze tent opzetten bij hem achter de boerderij. We hebben het al eerder meegemaakt. In Friesland knipperen de boeren niet met de ogen als je aanbelt met de vraag of je mag overnachten op hun land. Het is vanzelfsprekend.

Een ezeltje, vastgebonden aan een paal, draait rondjes in het gras. Hij heeft een perfecte cirkel gemaaid. De landmeter en ik staan er tijdens het tanden poetsen naar te kijken. Ik spuug. ‘Het lijkt wel alsof hij verplicht rondjes moet lopen.’
‘Ja, net een klok,’ beaamt de landmeter. ‘Misschien komt het wel door de volle maan dat hij dit doet.’
Bij het monotone geluid van de ezeltjesklok val ik in slaap. De volgende ochtend wordt ik wakker en weet zeker dat er iets ergs met me aan de hand is. Er schieten helse lichtflitsen door mijn hoofd. Ook als ik mijn ogen open doe houdt het niet op; Aan, uit, aan, uit.. Ik wordt gek. Na het openritsen van de tent zie ik dat de zon al redelijk hoog staat. Ik zie ook dat de flits niet vanuit mijn schedel komt maar wordt veroorzaakt door de ronddraaiende wieken van een windmolen. ‘Ja dat heet slagschaduw,’ zegt Yde die ons is komen begroeten. De ezeltjesklok staat stil, zie ik. Hij nodigt ons uit voor koffie.
Via de stal lopen we naar de keuken. Yde wijst op een haak aan een balk.
‘Hier hing vroeger een schommel. In de oorlog ben ik me een keer kapot geschrokken toen ik vanuit de bijkeuken naar de schuur kwam om te schommelen. Het was afgeladen met Duitse soldaten, hun staalhelmen dropen en glansden van de regen.’
Yde vertelt dat de soldaten altijd aan het oefenen waren in het buitendijkse gebied. ‘Ze konden ook makkelijk met hun buik op de zeedijk liggen en dan op schietschijven mikken aan de andere kant. Na de oorlog hebben ze vele honderden kilo’s koperen hulzen hier uit de sloot gebaggerd.’
Als we aan de keukentafel plaatsnemen zit Yde’s zoon er al. Hij komt zijn vader altijd helpen in zijn vrije tijd. ‘Mijn zoon zit sinds kort ook bij de stormploeg,’ zegt Yde trots. Hij bedoelt een soort burgerwacht die de dijken controleert en die tijdens noodweer de dijk opgaan om te kijken of alles goed gaat.
We krijgen een plakje cake en een kopje koffie en dan mogen we vertellen wie we zijn en wat we willen weten. ‘Het buitendijkse gebied, fascineert ons,’ zeg ik. En we vertellen dat we gisteren de kleuren hebben gezien en de planten met witte katoenachtige vlokken en de roestbruine vlakte van herfstig zeekraal. ‘Een vrijplaats van de natuur,’ zegt Francois, ’een plek die zichzelf is.’ Yde moet lachen. ‘Ja bijzonder is het, maar zichzelf allerminst.’ Volgens Yde is er een groot verschil tussen de natuuropvatting van de boeren en dat van de natuurorganisatie die het gebied beheert. Er mag niet bemest worden en er zijn ook maairestricties. ‘Het is niet zo zwart-wit als vaak gezegd wordt, dat boeren anti-natuur zouden zijn.’
In de begintijd, toen Yde in de jaren zestig de boerderij van zijn oom had overgenomen, ging hij vaak de kwelder in. Hij had hogere veren onder zijn auto gezet en daarmee kon hij dicht in de buurt van de vloedlijn komen. Als de zee zich had teruggetrokken bleven er grote hoeveelheden vis rondspartelen in diepe poelen. ‘Je schepte die vis er zo uit. Dan ging ik met een net vol spartelende vis weer terug naar de auto. Als ik vroeger ging melken kwam ik altijd met melk en vis terug naar huis.’
Yde vindt het jammer dat dit allemaal niet meer mag, maar kan zich er wel bij neerleggen. Sommige zaken aan het natuurbeleid vindt hij echter ronduit vreemd en tegenstrijdig. ‘Neem nou de ganzen. Daar mag je niet meer op jagen. Als je hier in maart komt weet je niet wat je ziet. Miljoenen ganzen zijn er dan. Vier ganzen eten net zoveel gras als een koe. Ze hebben geen natuurlijk vijanden meer en laten een verwoesting achter. Dat is dan zogenaamd wel natuur.’ Volgens Yde is het een fout om de boeren helemaal buiten te sluiten in het beleid rondom de kwelder. ‘Het is een beetje eenzijdig, alsof er maar een gelijk kan hebben.’
Dan komt hij te spreken over het drama na de Allerheiligenvloed in 2006 toen 200 paarden werden verrast door springtij. ’It Fryske Gea (Het Friese Landschap, red.) heeft de paarden bij de dreiging van vloed naar een hoger terrein gebracht. Ze hadden daar eerder helaas de hekken weggehaald omdat deze niet bij hun idee van natuur paste. De paarden liepen er dus weer vanaf en raakten in paniek. Als het hek er nog had gestaan, was dit alles niet gebeurd.’
It Fryske Gea had volgens Yde de media in z’n zak en wees onmiddellijk naar de boer als verklaring van het drama. De boer had ten slotte niet op tijd zijn dieren daar weggehaald. ‘De mediastorm die we toen over ons heen hebben kregen, was ongelofelijk. Daarin wemelde het weer van de vooroordelen tegen de boeren die niet om dieren zouden geven.‘
Hij zegt dat it Fryske Gea sinds dien de touwtjes nog steviger in handen heeft en nu hebben ze bepaald dat op 15 oktober al het vee binnen moet zijn. ‘Wij weten heel goed wanneer we het vee naar binnen moeten halen,’ merkt Yde op. ‘We wisten het voordat it Fryske Gea zich ermee bemoeide en we weten het nog steeds. Wij weten wanneer het springtij is, de tweede dag na volle maan en de tweede dag na nieuwe maan. Het is dan om half elf hoog water. Dan halen we het vee weg.’

Als we afscheid nemen overhandigt mevrouw Steegstra ons een lunchpakket met heerlijke zachte bolletjes kaas en bolletjes hagelslag. Ze moet hebben geweten dat we het al enige tijd zonder onze moeder moeten stellen en we zijn ontroerd door het gebaar. We hebben nieuwe krachten opgedaan op de boerderij en kunnen weer op pad. Als we buiten staan op het erf, vang ik een glimp op van het ezeltje achter het huis. Hij is weer gaan lopen. Ook voor ons wordt het tijd om te gaan.


Deze tekst kwam tot stand door Nida Art Colony en Satellietgroep.
Ga voor informatie over de auteurs naar francoislombarts.com en
bramesser.com.