Een historisch festival

Waar de fuck zijn we als we in de wereld zijn?
– Peter Sloterdijk



Beste Huis Biermans – Lapôtre,
je verblijft van zaterdag 1 tot zaterdag 15 juli 2017 in dit gedicht.




Ik wil hier de sporen volgen tussen jou en mij en
wat ons hier brengt, wat hier ons brengt, wat hier[…]


Gemeenschap, wondjes verhogen de kans op besmetting:
'in 2014 waren er 150.000 seropositieve mensen in Parijs.'


Onder elke muur van mijn kamer
plaats ik rubberen wieltjes. Ik bevestig in elke hoek
van die kamer twee koperen scharniertjes,
zet mijn mond op kiep en trek mijn lichaam als een trui
binnenstebuiten aan, deel mijn ingewanden uit in de buik
van de stad als meloenen aan toevallige voorbijgangers.


'Wij zijn een mug van elkaar verwijderd.'


Ik organiseer hier een historisch festival,
zodra ik begin te zingen ontstaat er een pogo in mijn poëzie.
Het is donker. Wij drinken hier bier, dansen en zingen:


The day that I' ll die me a rich man
I' ll think about the fortune that I am leaving behind
I' ll think about the house and cars
I' ll think about the children I sent to Europe


Ik wil onze bloedsporen volgen, verbanden leggen,
de wond erkennen, een brug slaan tussen jou
en de lagune van Abidjan, de voetsporen
van cacao in de Rue du Colonie Driant.


'Ons land, onze kinderen, onze bomen en rivieren zweten 's nachts,
hebben hoofdpijn en diarree'. Ik antwoord: Make Our Planet wait, Again,
dat is niet moeilijk, dat is niet gemakkelijk.


Er loopt bloed uit de lift op de trappen naar
beneden sta ik hand in hand met mijn mecenas
te kijken naar het zweet op de gestreepte lippen.


Het is hier donker bier. Wij, dronken, dansen en zingen.


Alexanderparkieten veroveren ons land.
Toeristen zijn er gek op maar ze bedreigen
de inheemse zangvogels. Wij proberen hun verspreiding te beperken
door hen met chemicaliën onvruchtbaar te maken.


Geschiedenis is iets heel besmettelijk, de sporen
die we achterlaten liggen, zoals bij Hans en Grietje,


Voor ons, een lift vol afgehakte handjes


[feiten verzwijgen processen]




Twee buxussen staan als soldaten voor de ingang,
hun geweren aangevallen door Indiase nachtvlinders.


Bloem. Zweepslag.
Vlaggen knallen in de lege lucht.


Je symmetrisch harnas, de klok een cyclopisch oog
dat blind voor zich uitstaart als een jonge soldaat
als een jonge zwarte soldaat in een loopgraaf:
wreedheden blijven, heel besmettelijk.


'Wij zijn trots dat we die strijd
met tranen, vuur en bloed gestreden hebben'


Het is augustus,1960, en het regeringsleger
slacht 50 Baluba af bij een missiepost te Kasai.


Het dondert in Keulen en Kinshasa, ik word wakker,
Parijs staat in brand, kijk vanuit mijn kamer
uit het dakraam in mijn hoofd naar
buiten ligt de stad als een neutrale zone
tussen twee eeuwen in. De deur gaat open
en daarna automatisch weer dicht.


Uit onze geweerlopen vliegen duiven wit
met in hun snavels kogels van bier geklemd.


Ik zeg: De wond is een mond die alleen kan genezen
als het litteken kan blijven
spreken. Verwijder de draadjes, verdwijnt
wat ons hecht.


Alle Hutu's zijn goed, alle Hutu's zijn slecht,
alle Tutsi's zijn goed, alle Tutsi's zijn slecht.


In je souvenirkast aan de receptie liggen boeken,
truien, mokken, spoorwegen, een ontspoorde voetbalwedstrijd,
twee aangespoelde tanden, een belastingformulier, de zwepen van
zwarte beulen, ontwrichtende injectienaalden, de schedel van Kimbangu,
een radio, mijn smartphone, een elektrische auto, het IMF,
mijn lieve grootouders, mijn mond, en daartussenin, als jachttrofeeën,
besmettelijke muggen, volgezogen met warm bloed.


Ondertitels: Fantoompijn, geamputeerde geschiedenis.


Herinneringen die vreselijk hard jeuken
maar als je wil krabben weet je niet waar, juist
alsof ze wegglippen tussen de vingers van je huid, hier
op mijn kamer, op familiefeesten
in Parijs en Katanga brandt de jeuk zoals een heet handvat
van de kookpot in het sprookje over Hansjes en Grietjes.


Wij zitten op de trappen, drinken hier biertjes,
verzamelen data zoals kinderen tin en tantaal.


Kapitalisme kankert Katanga Hiroshima.


Boven de deur houden twee leopons een wapenschild vast,
een rubberen wolkje kruipt voor de zon, een ster valt
uit de Belgische vlag op de trappen van mijn tong en
op je harnas, een mozaïek van platgeslagen littekens.


Ik word wakker, buiten
er zit een familie Alexanderparkietjes
te krijsen in mijn long


[…]




De ogen van Parijs kleuren steeds geler,
brommers zoemen in mijn kamer tijgermuggen met slagtanden.


Adem hapt mij, veel plaats weinig ruimte, mijn longen
opgehangen als lijken aan de tak van een Amerikaanse es:
elk jaar vallen er door fijn stof wereldwijd 2.110.000 doden.


Zandsteen is heel besmettelijk, wie krassen wil maken
in onze geschiedenis, krijgt chronischistorische silicose.


Oma en opa, twee Alexanderparkieten,
ik herken hen aan hun rode mond, aan het bloed
dat gutst uit hun gesloten mond als zij, zoals nu,
liefdevol naar mij kijken, als wij elkaar omhelzen
voel ik hun harnas priemen in mijn borst.


Ik zeg: Spijt maakt van een mens een open wond.


Ik zeg: 'Er zijn blanken waar je uit de muur
alleen maar schuld kan afhalen.'


Er is steeds minder ruimte, steeds meer plaats
voor groei, treinen snijden door
de stad ontspoort in twee helften hier
en daar valt uit elkaar als geschiedenis
vandaag doorknippen wij tijd en ruimte,
binden de uiteinden af, als zaadleiders.


Wij vallen uit elkaar als schuim in slecht afgewassen bierglazen,
zitten op de trappen, valiezen gepakt,
de hitte is moordend, de stad staat in brand,
elke seconde 1 nieuwe klimaatvluchteling:


'Waar gaan we dan heen? – Altijd naar huis,
naar ons peperkoeken huis.'


We worden in twee gesneden door de trapleuning,
zoeken houvast bij wat ons uit elkaar doet vallen.


Het vergeten ligt als een trapleuning door
Parijs, Brussel, Antwerpen, Amsterdam en zo verder
uit elkaar maar wij gaan, zullen gingen nog niet naar huis
nog lange niet, nog lange niet.


Daar drinken we ons op
een Stella nee een Primus samen nee beter
together met Patrice en Pauline Lukaku en ik


denk: zoek dat maar eens op.



Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de stichting Biermans-Lapôtre.