Eigenheimster

Drie vrouwen wandelen op een rij. Ze hebben de armen in elkaar gehaakt en kletsen kwetterend en luidruchtig. Erachter twee puberende meisjes, die allebei kijken alsof ze zich te goed voor dit gezelschap voelen, en een pokdalige jongen, nors turend op zijn telefoon. Een tweetal jonge kinderen en een zo te zien jonge vader die nog voldoende energie heeft om zich volledig in het spel te storten, doen het zand van de kleine weggetjes naast het duinpad vrolijk opstuiven. Ik haal het gezelschap in als een schaduw. Bij onverwacht oogcontact krul ik mijn lippen beleefd en richt daarna resoluut mijn ogen op de zee in de verte. Een aardig eind voorop loopt een man van middelbare leeftijd. Zwijgend, zijn handen gevouwen achter zijn heupen. Hij lijkt geen connectie te maken met zijn krioelende gevolg, loopt kalm maar stevig in zijn eigen pas. De ene vrouw port met haar ellenboog in de zij van wat heel goed haar zus zou kunnen zijn, en wijst. ‘Typisch een vent,’ hoor ik haar grinnikend zeggen.


Basje Boer


Ik passeer de man, kijk opzij. Ik wil glimlachen, een kort moment van begrip delen. Ik zie ons daar lopen, twee haastig voortstappende wandelaars die de herrie van onze medemens proberen voor te blijven. De man beantwoordt mijn lach een fractie te laat: in een split second pik ik zijn oorspronkelijke blik op. Verwondering en bezorgdheid, vermengd met iets wat lijkt op lichte argwaan. Achter me hoor ik diezelfde vrouwen net verstaanbaar over me mompelen.


*


Mensen denken vaak dat er iets mis is. Al zolang ik me kan herinneren ren ik zodra ik de kans krijg kleine donkere holletjes in, als een schichtig dier dat probeert uit de koplampen van het leven te blijven. Om daar boeken te lezen, verhalen te schrijven, films te kijken en muziek te luisteren. Tekeningen te maken of gewoon naar het plafond te staren. Mensen die kleine donkere holletjes eng vinden, weten duidelijk niet hoe fijn het daarbinnen is. Donkere holletjes kunnen vele vormen aannemen, waardoor ze alleen voor het geoefend oog herkenbaar zijn. Een duinpad zonder medewandelaars. Dat hoekje in de bibliotheek waar de meeste mensen claustrofobisch van worden. Het eenpersoonsstoeltje in de treincoupé waar de mogelijkheid om naast elkaar te zitten op een stralende manier afwezig is. De holte tussen de verwarming en de rug van de bank, waar je in alle rust kan mijmeren zonder dat iemand je ziet. Dat laatste walhalla kan ik helaas niet meer bezoeken sinds de groeistuipen van mijn puberteit. Op feestjes sluit ik me soms lang op in de badkamer, om tot mezelf te komen. Op drukke gelegenheden heb ik een speciale antenne voor kleine klusjes die buiten het gezelschap moeten worden gedaan. Ik loop graag met de hond of haal een boodschap. Het perfecte alibi voor de einzelgänger, onder het mom van de behulpzame vriendin.


*


Twee van mijn favoriete jeugdboeken, Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman en Alleen op de wereld van Hector Malot, gaan over jongens die alleen de wijde wereld in trekken. Beide hoofdpersonen raken, zij het onvrijwillig, verzeild in een verhaal vol zwerftochten, vreemd gezelschap en ruige natuur. We noemen dit soort verhalen niet bedreigend of gevaarlijk, maar avontuurlijk. Bij avontuur hoort spanning, onbezonnenheid, het nemen van risico’s. We verwachten dat alles, ondanks de nodige kleerscheuren, goed komt en dat komt het ook.

In beide boeken sterven mensen. Bedrog, geweld, verraad en gevaar zijn aan de orde van de dag. Maar dat is oké in dit narratief: de hoofdpersonen zijn niet per se het slachtoffer, ze zijn vooral de held. Ze komen uit hun avontuur vol levenslessen, met nieuw verworven spierballen en spannende verhalen. Ook in het echte leven kan een solitair bestaan leiden tot grote inzichten en opvallende hoogtepunten. Isaac Newton en Abraham Lincoln worden herinnerd om hun stille karakter in combinatie met een groot denkvermogen. Steven Spielbergs creativiteit wordt vaak in één adem genoemd met zijn (zelfverklaarde) introverte karakter. Bill Gates, Mark Zuckerberg en Larry Page zijn misschien in zichzelf gekeerd, maar dit verklaart volgens hen ook hun technische talent. En Albert Einstein zou zelf gezegd hebben: ‘The monotony and solitude of a quiet life stimulates the creative mind.’ Zonder je af, en het avontuur vindt je vanzelf: creatieve inzichten, grote successen, een onverwacht pad dat speciaal voor jou lijkt te zijn neergelegd.


*


Gefronste wenkbrauwen. Ik zie mijn moeder een bezorgde blik wisselen met mijn zus. Als ik openlijk uitkom voor mijn behoefte aan afzondering, is dit een invitatie tot wilde speculaties. Men denkt bijvoorbeeld vaak dat ik eigenlijk om warmte en steun in de vorm van gezelschap vraag. Een groot deel van mijn familie, vrienden en kennissen gelooft mijn verzoek niet. Zij vinden mij altijd gezellig. Zij vinden mij goed gezelschap. Ik moet dan ook niet zo onzeker zijn over hoe leuk het is als ik er ben. Eenmaal succesvol afgezonderd wordt mijn behoefte vaak nog steeds verkeerd geïnterpreteerd. Als ik zalig in mijn eentje op mijn gemak zit te zijn en ongestoord mijn eigen ding doe, wordt dit regelmatig verstaan als een hartelijke uitnodiging tot een gesprek. Ik wakker in een ander kennelijk een gretig soort nieuwsgierigheid aan waardoor mensen geïnteresseerde vragen gaan stellen, terwijl ikzelf in geen enkel opzicht deze sensatie deel. Een vrouw in haar eentje wordt ter plekke interessant, verleidelijk en mysterieus. Beide interpretaties zorgen ervoor dat ik aan mezelf ga twijfelen, want kennelijk wordt mijn holletjesgedrag hoe dan ook gezien als een symptoom van iets heel anders. Je afzonderen is onfatsoenlijk, onlogisch of ongezond. Het lijkt daarom gerechtvaardigd om mij te domesticeren tot gezelligheidsdier.

Ik krijg een koekje als ik op de praatstoel ga zitten, een aai over de bol als ik mensen op de koffie vraag.


*


Brieflezende vrouw, De liefdesbrief en Schrijvende vrouw met dienstbode: Johannes Vermeer schilderde graag wachtende vrouwen. Dames die brieven schrijven of lezen, melancholisch uit het raam staren en wier muren zijn behangen met schilderijen van weglopende mannen of schepen die schipbreuk lijden. Alleen gelaten worden is lijden en de enige hoop gloort door de brievenbus. Wanneer komt mijn man thuis? Wanneer schrijft mijn minnaar terug? Wanneer komt er een teken dat hij aan mij denkt? Als een vrouw de luxepositie heeft om niet te hoeven werken, vult zij haar dagen wachtend op gezelschap. Andere vrouwen bieden gelukkig soelaas in dat verder zo opzichtig lege leven, bijvoorbeeld door inwonende dienstbode te worden en te helpen met het schrijven van brieven. Ondertussen wachten ook deze vrouwen geduldig tot hun man thuis komt van het land of de zee. Vrouwen houden elkaar gezelschap, terwijl hun gedachten afdwalen naar het moment dat er een wederzien met een ander gezelschap geboden wordt. Alleen zijn lijkt in deze verbeelding geen keuze: het overkomt de vrouw en zij kan niet anders dan dit lijdzaam aanvaarden, afwachten en hoopvol proberen de leegte op te vullen.

Tegelijkertijd is de afgezonderde vrouw in diezelfde schilderkunst een niet te missen onderwerp van fascinatie. Ze is een muze, afgebeeld omdat de kunstenaar in kwestie haar schoonheid wil ontleden, laagje voor laagje het mysterie van haar gelaat wil pellen. Een populair onderwerp is de fatale vrouw. De verleidsters van Laurens Alma Tadema bijvoorbeeld spelen achteloos met bloemen en kersen – erotisch fruit pur sang! – terwijl ze dromerig in het niets staren. De vrouw is in deze verbeelding een beeldschoon wezen wiens onafhankelijkheid vooral bedoeld is om mannenharten op hol te brengen. Maar ook in dit kader verhoudt de vrouw zich dus altijd tot een ander. Haar alleen zijn is slechts een gereedschap om contact te maken, een uitnodiging aan de ander om haar verder te onderzoeken.

Ik zei alleen nog: ‘Tot ziens, Annabel,’ en ik dacht: ik zie jou nooit meer terug. Ik dacht: ik draai me om en slaap nog even door, maar twee uur later was ik nog wakker, lag stil op m’n rug.

Ging het nummer Annabel van Hans de Booij voorheen voor mij over een man die heel erg verliefd is op een vrouw, onlangs hoorde ik voor het eerst op hoe ontzettend weinig zijn liefde gebaseerd is. De hoofdpersoon wordt voorgesteld aan een meisje, Annabel, die een laatste trein moet halen vanaf een feest. Ondanks zijn inspanningen mist Annabel de trein en naar het schijnt besluit zij daarom heel pragmatisch een onenightstand aan te gaan. Ze verdwijnt vervolgens nog voor het ontbijt en ook zonder haar adres of telefoonnummer achter te laten: een vrij duidelijk signaal van totale desinteresse. Annabel gaat lekker haar eigen gang en wordt weken later plotseling vastgegrepen door de kerel bij wie ze was blijven slapen, die haar bezingt dat hij haar nooit meer zal laten gaan. Met haar afwezigheid en afstandelijkheid heeft ze de man horendol gemaakt, terwijl er opvallend weinig van haar aanwezig is geweest om verliefd op te worden.


*


Een koele vrouwenstem vertelde me dat mijn trein vertrok over ongeveer één kwartier. Op het perron was het koud, nat en tochtig en daarom droop ik af naar de kleine stationshal, waar de AKO geopend was. Ik snuffelde wat rond en stuitte ik op de knalroze boekcover van Ik moet nog even kijken of ik kan van journaliste Liesbeth Smit. Een opvallend schreeuwerig vormgegeven boek over introversie. De omslag trok mijn aandacht en de titel trok me over de streep. Twintig minuten later zat ik in de warme trein en las over de opmars van de introverte mens.

De man loopt in de duinen. Zijn sportieve schoenen zakken weg in het mulle zand, zijn gedachten trekken aan hem voorbij als de sliertige wolken die boven zijn hoofd loom voorbij glijden. Zijn oren staan afgesteld op het geroezemoes van de zee en de wind, al het andere geluid is haast onhoorbare ruis. Het is dat een van de jonge kinderen, achtervolgd door de jonge vader, plotseling luid kraaiend voorbij draaft en ongeveer een meter voor de man over een flink stuk hout struikelt. Zonder deze onderbreking was de man vast en zeker ver voor de groep uit blijven dwalen. Nu blijft hij wat bedremmeld staan, lijkt wakker geschrokken uit een diepe droom. Het kind lacht hard; in het zand doet vallen geen pijn. Het springt op en rent terug, roept in het voorbijgaan: ‘Hoi opa!’ Het incidentje heeft de man vertraagd, zijn familie heeft hem ingehaald. In het voorbijgaan kneedt zijn vrouw hem lachend in de arm. Maar zodra de man weer in beweging komt, bepalen zijn lange benen al gauw weer het tempo. Het komt niet in zijn hoofd op om te vertragen, en zo loopt hij snel weer meters voorop.

Smit presenteert haar boek niet woordelijk als een boek voor vrouwen, maar de keuze om grote delen ervan in fuchsia te drukken doet wel degelijk een bepaalde doelgroep vermoeden. Een rondje Google resulteert bovendien in opvallend veel reviews van vrouwelijke bloggers die opgelucht hun eigen gedrag in perspectief weten te plaatsen door het boek van Smit. Alsof al deze vrouwen ontzettend blij zijn om het beestje eindelijk concreet bij de naam te kunnen noemen. Een van de bloggers fotografeert het boek met een kopje Happy Monday infusion-thee, en schrijft dat ze zichzelf erop betrapte dat ze "heftig aan het knikken was" terwijl ze de herkenbare situaties uit Smits boek las. Hoewel ik wellicht iets minder enthousiast heb mee geknikt, kan ik niet ontkennen dat het boek ook voor mij een eyeopener was. Ik las over de introvert als minderheid in een extraverte wereld. Mijn worsteling leek hiermee verklaard. Ik heb andere behoeften dan de meerderheid van de mensen, en daarom wordt mijn behoefte vaak bevraagd. Dat is een irritante status quo, maar desalniettemin geeft dit inzicht me de mogelijkheid mijn neiging tot holletjesgedrag te diagnosticeren als eigen normaal. Introvert gedrag is binnen een extraverte norm inderdaad een afwijking. Om in de woorden van Smit te blijven: je suis introvert! Eindelijk een vrijbrief om mee te zwaaien in gezelschap. Maar meer dan een antwoord, bezorgde het boek me zo een nieuwe vraag.

Waarom heb ik het gevoel dat ik mezelf en mijn behoeften moet verklaren?


*


Met wie ga je?

Of ik nu mijmer over het boeken van een vakantie of het maken van een avondwandeling, mijn moeder vraagt me steevast wie mij in dit plan gaat vergezellen. Mijn antwoord is vaak: niemand, en dan voel ik me een beetje provocatief en triomfantelijk. Ik maak uit haar reactie op dat zij het uiterst verontrustend vindt. Ik heb toch een lieve vriend, een fijne huisgenoot, twee gezellige zussen en een heleboel vrienden die vast wel met mij mee willen? Gevoelsmatig zit er in deze reactie een sterke afwijzing van mijn gedrag. Een poging mij op andere gedachten te brengen, die me aan mijn eigen behoeften doet twijfelen. In je eentje op pad gaan, zoiets moet je als vrouw toch helemaal niet willen?

Moet ik dat willen? Mag ik dat willen?

Ga maar niet alleen. De wereld zou geen veilige plek zijn voor vrouwen op zichzelf. De vrouw is niet sterk genoeg om zich in haar eentje te weren. Daarom moet ze zich – net als andere prooidieren – altijd in een cluster bewegen, lijkt de gedachte. Een korte zoektocht op de trefwoorden "women alone" door de bibliotheek van de Universiteit Leiden bevestigt dat beeld: de eerste treffer is een artikel getiteld ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’ van Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, vooraanstaande historici op het gebied van vrouwengeschiedenis. In het stuk wordt beschreven hoe alleenstaande vrouwen – ongetrouwd, gescheiden, weduwe of getrouwd met een man die vaak op zee is – , ondanks hun ‘rather pessimistic situation’, verschillende strategieën hadden om te overleven. Deze varieerden van modern aandoende praktijken als het vechten voor alimentatie van ex-mannen tot ongetrouwd samenwonen, een strategie die destijds werd veroordeeld als criminele daad en waar vrouwen veel vaker voor werden opgepakt dan mannen. Opvallend is met name de weduwen in een geprivilegieerde situatie: zij kregen andere rechten en hadden daardoor juridisch gezien een veel betere positie. Ook ontvingen ze vaak armenzorg. Een vrouw die er echt helemaal niks aan kon doen dat zij alleen thuis zat, daar stond de samenleving voor klaar. Vrouwen die door eigen handelen of keuze alleen zaten, daar had men een stuk minder sympathie voor.

Kwetsbare vrouwen. Zwakke vrouwen. Minderwaardige vrouwen. We moeten ze beschermen, we moeten ze leiden. Er is historisch gezien zelden veel ruimte geweest voor vrouwen alleen. Niet omdat ze zelf geen controle namen over hun leven, zoals het artikel uitgebreid betoogt, maar omdat er een dubbele standaard in de maatschappij en de wet beklonken was. Deze gedachtegang heeft lang de omgang met vrouwen bepaald en we leven nog steeds in haar erfenis. Maar zelfs met de beste intentie – het beschermen van de vrouw – beschermt een dergelijke redenatie vrouwen niet echt. Het werkt als een gevangenis. Wanneer zij door die muren heen breekt, stapt zij ook direct uit allerlei impliciete en expliciete omgangsnormen. Kiest ze ervoor die zogenaamde veiligheid op te geven. Door te breken met deze ongeschreven regels, verklaart zij zichzelf min of meer vogelvrij. Het maakt haar enerzijds tot mikpunt zolang zij zichzelf redt, omdat zij mensen hiermee tegen de haren strijkt, en anderzijds tot verschoppeling, wanneer zij het toch niet in haar eentje blijkt te redden.

In de publieke opinie zijn krachtige alleenstaande vrouwen vaak op een negatieve manier opmerkelijk: in legenden en folklore zijn zij heksen, nimfen, sirenen of witte wieven. Toverwezens die zich in eerste instantie vaak voordoen als jonge wulpse meisjes, maar in werkelijkheid verdroogde, onaantrekkelijke, kwaadaardige vrouwen annex monsters blijken te zijn. Deze overtuigingen gaan verder dan mythische verzinsels en bestaan niet alleen onder mannen, maar ook zeker onder vrouwen. Met een vrouw die zichzelf bewust en gekozen afzondert en ondertussen zichzelf weet te bedruipen, is volgens velen al gauw iets mis. In het verleden beschikte ze over duivelse krachten. Tegenwoordig is ze is hysterisch, moeilijk of gewoon een ijskoude trut: de vrouwelijke politicus als hedendaagse feeks. Met name op het internet zijn de voorbeelden legio. Op YouTube en Dumpert worden uitgesproken zelfstandige vrouwen met plezier door het slijk gehaald. Hoe meer zij op zichzelf staat, hoe groter de hoon vaak is.


*


Marja Pruis schreef voor De Groene Amsterdammer over heimwee naar onvervalste verlegenheid. Ze benoemt daarin hoe verlegen mensen soms de allergrootste schreeuwers zijn, iets wat wordt aangemoedigd door de maatschappelijke tendens om brutaliteit en assertiviteit te verheffen boven terughoudendheid. De uitgesproken verlegen mens, met blozende wangen en al, wordt hierdoor een zeldzaamheid.

Terwijl ik het essay lees, vraag ik me af of introverten wellicht schreeuwen om alleen te blijven. Kabaal intimideert. De mensen kijken wel, maar de schreeuwer bepaalt wanneer. En wanneer je luid genoeg bent, durven zelfs andere luide mensen niet al te dichtbij te komen. Het is een tactiek die ik bij mezelf maar al te goed herken. Ik heb mijn expressie onder controle, kan in een goede bui met gemak de knop omzetten. Ik kakel, maak honderduit grapjes, ik raak af en toe en passant een arm of schouder aan en knik heel joviaal. Alles om maar de situatie te bepalen, om niet de vraag te krijgen waarom ik toch zo stil ben. Om daarna thuis onder een deken te kruipen en er eigenlijk 48 uur niet meer onder vandaan te willen komen. Mijn voornaamste gezelschap de waterkoker, mijn gesprekspartner een Word-document. Het is een versie van mij die zeer dominant is, maar zelden gezien wordt. Misschien is dat de moeilijkheid van introversie: dat wat naar binnen gekeerd wordt, toont zich niet. We weten bovengronds nooit hoeveel mensen er eigenlijk in donkere holletjes leven.


*


Wat doet dat meisje daar zo alleen? Kennelijk is dat een vraag waar men een spannend antwoord op verwacht. Dit is haar of onvrijwillig overkomen, of het staat slechts in dienst van haar verleidelijke en mysterieuze spel. Een meisje dat ergens mooi en alleen zit te wezen, daar moet men iets mee. Ze moet worden beschermd, ze moet worden opgevrolijkt, ze moet gezelschap worden gehouden, ze moet worden vastgelegd. Hiermee wordt het alleen zijn direct beëindigd. Het is een bevreemdende paradox: hoe meer de vrouw zich afzondert, hoe meer bemoeienis zij op zich afroept.



Odysseus wilde terug naar zijn smachtende Penelope, maar werd opgehouden door betoverende sirenen. Rapunzel wachtte geduldig tot de prins via haar vlecht naar haar torenkamer klom, waar zij onvrijwillig en eenzaam opgesloten zat. Jeanne D’Arc volgde haar eigen pad richting een welverdiende heldenstatus, maar stierf op jonge leeftijd op de brandstapel.

Arme, kwetsbare, mooie vrouw. Ze is alleen omdat het leven aan haar voorbij is gedenderd en wacht tot iemand terugkomt om haar op te halen. Ze is alleen vanwege een tragische noodlottigheid. Ze is alleen omdat ze wacht tot de beste kandidaat een poging waagt. Wil jij het proberen? Kijk eens hoe ze daar zit. Kijk eens hoe lief ze kijkt. Ze vráágt gewoon om een praatje met die sprankelende ogen. Wat zou er met haar gebeurd zijn?


Ik worstel met de plot van mijn eigen verhaal. Wanneer ik mijn rol als vrouwelijke eigenheimer kenbaar maak, wek ik verkeerde verwachtingen. Ik zit alleen in mijn torenkamer, en ik wacht op niemand. Als ik in het park een boek lees, wil ik niemand betoveren. Mijn blik op oneindig vraagt niet om het ontrafelen van mijn gedachten. Mijn holletjesgedrag is zelfgekozen en weloverwogen, maar dit is een optie die opvallend vaak volledig over het hoofd wordt gezien. Het kan kennelijk niet zo zijn dat ik dit zelf graag wil. Daar moet iets anders achter zitten, iets wat ik zelf nog niet begrepen heb. Men onderschat mijn inzicht in eigen behoeften, ontkent mijn zelfkennis. Juist door mijn behoefte stelselmatig te negeren of verdraaien, wordt twijfel gezaaid. En dat is verwarrend, want daardoor kost het me des te meer moeite om die eigen behoefte te verdedigen. Transgender vrouw Paula Stone Williams – die als ervaringsdeskundige in een TedTalk verwoordde hoe de levens van mannen en vrouwen van elkaar verschillen – zegt het treffend: ‘The more you’re treated as if you don’t know what you’re talking about, the more you begin to question whether or not you do, in fact, know what you’re talking about.’

We vertellen verschillende verhalen over mannen en vrouwen. De verhalen die we vertellen zijn van fundamentele waarde voor onze kijk op de wereld. Het functioneert als een mal die zichzelf met elke vertelling opnieuw bevestigt. Op deze manier geven verhalen niet alleen onze geschiedenis, maar ook het heden en de toekomst vorm. De vrouwelijke einzelgänger heeft in onze verhalen een passieve rol. Haar alleen zijn is geen keuze op zichzelf, maar een aanleiding of gevolg voor het verdere verloop van de vertelling. Het is de voorbode op het lang en gelukkig, of het voortijdige en bittere einde daarvan. Een vrouw alleen is het gedeelte van een verhaal dat snakt naar een vervolg of verklaring. Er moet meer gebeuren dan dat. Maar wat als dat niet het geval is?


Mag ik alleen zijn? Ik ben de enige die een antwoord zou moeten geven op die vraag. Ik ben ook de enige die echt weet welke behoefte daarachter schuilt. Maar voor ik de vraag goed en wel afmaak, komen de antwoorden me al tegemoet. Goedbedoelde, tergende antwoorden. Dwingende, vooringenomen antwoorden. Misschien moet ik stoppen met toestemming vragen. Ook aan mezelf. Gewoon met trots de anticlimax van mijn plot vieren, de saaie waarheid leven.


*


Zitten, mijmeren. Zandkorrels rollen tussen de vingertoppen. Figuurtjes tekenen. Het geluid van de zee. In de verte nadert een groep mensen. Neus van schoen in het zand. Duwen. Duwen. Dikke plakkerige grijsbruine plakkaten. Afgebrokkeld. Weer aanduwen. Voetstappen en stemmen. Harder, nog iets harder. Zachter. Nagenoeg verstomd. Zitten, mijmeren. Ik schrijf mijn naam met een spriet duingras.



Dit essay is het resultaat van een mentoraat in samenwerking met De Nieuwe Garde. Anouk Bosch werd daarbij begeleid door DIG-redacteur Basje Boer.