So you think climate change is real?

Hoe mens te zijn in het Antropoceen? Voor een nieuw boek reist schrijver Jan-Willem Anker naar het laatste oerbos van Europa in Polen, op zoek naar een plek die de mens met rust laat. Onderweg doet hij verslag voor DIG. In deel 2 leert hij over de ingewikkelde en botsende belangen die met het bos te maken hebben. Toerisme zou wel eens de redding van het bos kunnen betekenen, net als een lastig beestje, de letterzetter.


Onderweg naar het oerbos in Białowieża ontmoetten mijn vriendin Emke en ik Marzana, een hartelijke vrouw van een jaar of zestig met donkerbruin haar en een zachte blik. Ze werkte voor Oxford University Press en was onderweg naar een afspraak met medewerkers van de wetenschappelijke bibliotheek van het Mammal Research Institute in Białowieża. Ze vond het mooi dat Emke en ik allebei ‘makers’ waren. In de bus van Hajnówka naar Białowieża hoorde ze Emke uit over haar sci-fivoorstelling in wording (Forest), waar ze zichtbaar van onder de indruk was. Onderwijl reden we dwars door een ‘productiebos’. Het bestond uit een onafzienbare rijen bomen, allemaal streng in het gelid, stuk voor stuk even dun en even hoog.

Toen Marzana vroeg wat mij interesseerde aan het oerbos begon ik over de soortenrijkdom die het kenmerkte. Het omwoelen van landschappen door mensen, of het nou voor fossiele brandstoffen of voor de industriële landbouw was, had tot de huidige klimaatcrisis geleid. Ook een enorme daling van de biodiversiteit was het gevolg. Ik verwachtte dat het bestaan van dit oerbos als tegenwicht kon dienen. Het woelde alleen maar zichzelf om, met tegenovergesteld resultaat.

Die menselijke herschepping van het land, zo laat Jedediah Purdy in zijn voortreffelijke ideeëngeschiedenis After Nature (2015) zien,is bijvoorbeeld in de Verenigde Staten gepaard gegaan met grootschalige vernietiging, van bomen, planten, dieren én mensen. De wildernis, waartoe ook de inheemse bevolking werd gerekend, werd door de kolonisten ‘gecultiveerd’, de van god gegeven opdracht waarmee Europeanen naar de Nieuwe Wereld uitzwermden. Het leidde tot genocide en wat we nu ook wel ecocide zouden kunnen noemen. Denk in dit verband ook aan Robinson Crusoe. Hij is nog maar amper op zijn eiland aangespoeld of hij begint meteen als een gek het land te bewerken. Niks avontuurlijks aan, die gast is gewoon boer! De landbouw komt er bij Purdy slecht vanaf: na de vernietiging van wat als ‘waste land’ werd beschouwd, waren boeren in de veronderstelling dat ze goed voor hun land zorgden, maar bij gebrek aan krachtdadig overheidsoptreden putten ze het juist uit.



In het Antropoceen, de term waarmee we uiting geven aan onze erkenning dat mensen de complete aardbol herscheppen, worden we gedwongen een omgang met de natuur uit te denken die het klimaat niet beïnvloedt, op straffe van een gewelddadige verandering van de atmosfeer en het aardoppervlak. De natuur fungeert dan als ‘rechtbank die zich van menselijke regels niets aantrekt’, zoals de Franse filosoof Michel Serres het formuleerde in zijn visionaire verhandeling Le contrat naturel (1990). Klimaatopwarming dwingt zowel de kleine als de grote gemeenschappen op aarde een keuze te maken, een politieke keuze waaraan niemand zich kan onttrekken, namelijk om andere landschappen aan te leggen of landschappen te laten zijn zoals ze al heel lang zijn, landschappen die niet bijdragen aan de opwarming van het klimaat en beschikken over een grote rijkdom aan leven. In de woorden van Jedediah Purdy: ‘...in a world we can’t help shaping, the question is what we will shape.’ De vraag wordt nog wel eens gesteld waarom biodiversiteit hierbij als norm wordt gehanteerd. Een van de antwoorden luidt dat een grote biodiversiteit gebieden minder kwetsbaar maakt, voor ziektes en plagen bijvoorbeeld. Je kunt het ook omdraaien: waarom zou je die norm niet willen hanteren?

Dit zei ik natuurlijk allemaal niet tegen Marzana, ik sprak onsamenhangend, stamelend en zoekend naar de juiste woorden. Ik probeerde haar duidelijk te maken dat het bos een van de landschappen was waarvoor mensen denk ik wat vaker moesten kiezen, en waarvoor in Białowieża al sinds jaar en dag gekozen werd. Ik was benieuwd hoe die zorg voor het bos vormgegeven werd. Marzana hoorde mijn relaas met enige verbazing aan en vroeg uiteindelijk: ‘So you think climate change is real?’

Het oerbos in Białowieża is een ecologisch paradijs, maar dat betekent niet dat het er vreedzaam aan toe gaat. Integendeel. Eikeltjes, zo vertelde onze gids Sylwia ons tijdens onze voettocht door het ‘restricted reserve’, werden door de blauwe gaai in de grond verstopt, om later op te eten. Als de blauwe gaai niet terugkeerde kon er een eik groeien op die plek. Ik vroeg haar of gaaien die begraven eikeltjes soms vergaten. Dat vond ze even geestig als naïef. Als zo’n gaai niet terugkeerde betekende dit dat hij waarschijnlijk was opgegeten door een ander dier. Zo simpel was het. In het bos was het eten of gegeten worden. Zelf ondervonden we de gevaren van het bos een paar dagen later toen we een beetje verdwaald waren en Emke een reuzenteek op de mouw van haar jas aantrof. Ze veegde hem van haar jas af, waarna we maar gauw weer terugliepen naar het open veld waar we vandaan kwamen. Ik was mijn tekentang vergeten in te pakken en van reuzenteken kon je met een beetje pech de ziekte van Lyme krijgen, wisten we.

Sylwia vertelde ons dat het oerbos zelf de afgelopen jaren voor veel conflict heeft gezorgd. Ik had erover gelezen. De oorzaak betrof een klein kevertje, de letterzetter. Biologen, ecologen en activisten kwamen tegenover de bosbeheerders van de Poolse staat te staan. Een plaag van letterzetters maakte veel fijnsparren ziek en verspreidde zich ook naar andere Poolse bossen in de regio. Maar deels fungeerde die letterzetter als voorwendsel om ook bomen te kunnen kappen die helemaal niet bedreigd werden, om het hout voor goed geld te kunnen verkopen, wat weer ten gunste kwam aan de staatskas. Uiteindelijk oordeelde het Europese Hof van Justitie in het voordeel van de ecologen en activisten. Maar zoals uit Dore van Duivenbodes reisserie Moja Polska blijkt, heeft er in de tussentijd behoorlijk veel illegale houtkap plaatsgevonden.



Volgens Sylwia keken de boswachters van het Poolse Staatsbosbeheer neer op de activisten die het aan grondige kennis van het bos ontbrak. Beheer stond hier lijnrecht tegenover politiek. Beheer, met zijn aura van bezonnenheid en deskundigheid, ontkende in feite het politieke gehalte van een conflict dat om belangen draaide. De boswachters zorgden dat het bos behouden bleef, maar wiens belangen daarbij werden behartigd bleef onuitgesproken. Dat er verschillende belangen op het spel stonden kwam als ik het goed begrijp door dit conflict aan de oppervlakte. En als het om belangen gaat is iedereen tot op zekere hoogte deskundig. Wie aan die gedachte morrelt, heeft moeite met de democratie.

Een ecologische kijk op het oerbos betekent de erkenning dat de waarde van het bos losstaat van de waarde die mensen eraan geven. Goed beheer dient deze kijk volgens de activisten te incorporeren. Maar dat botst met de wijze waarop het bos al generaties lang beheerd wordt. Sylwia vond in verantwoord ecotoerisme de oplossing. Veel mensen (niet allemaal boswachters) waren afhankelijk van het bos, ze moesten mogelijkheden aangereikt krijgen om op een manier van het bos te kunnen profiteren die geen schade zou berokkenen. Zo zou de houtkap uiteindelijk aan banden kunnen worden gelegd.

Zelf was Sylwia erg actief in de lokale politiek. Ze had zich bezig gehouden met de aanleg van een strandje aan een meer in de buurt. Toerisme als strategie voor natuurbehoud, ik wist niet goed wat ik daarvan moest vinden. Toerisme leek me een paard van Troje, maar dat zei ik niet. Bovendien was het doodstil in het oerbos. Op een boswachter en een enkele andere wandelaar na kwamen we niemand tegen. Met wat meer bezoekers kon het oerbos wel dealen, leek me. Sylwia beaamde dat het erg stil was. Maar als we hier in april waren gekomen in plaats van aan het eind van de zomer, dan hadden we in een soort wandelfile gestaan. Het woud begon nu herfstachtig te worden, vooral een goede tijd als je paddenstoelen wilde zoeken. Maar in april was het woud op zijn mooist. Het wemelde dan van de vogels en de grond vormde een grote bloemenzee.