Iedere maandag (3)

Iedere maandag lees je 'Iedere maandag' van Sytske van Koeveringe. Een schoonmaakster komt langs, ruimt op, boent de ramen en registreert precies de intieme, stille getuigen van een huishouden. Vandaag deel 3 met 'Dakterras' op huisnummer 556 en 'Deadline' wederom op 27.

Dakterras (1)

‘En daar is het dakterras, daar heb je verder niets te zoeken natuurlijk. Maar als je wilt kunnen we er wel even opstaan.
Dames voor.
Ik heb de hele dag zon, en kijk daar is het Stedelijk Museum. Ben je daarmee bekend? Ach wat een domme vraag, natuurlijk ben je daarmee bekend, je studeert tenslotte iets in de schone kunsten.
Het is jammer dat ik iedere dag naar Den Helder moet voor mijn werk, anders had ik wellicht in de avond van de zonsondergang kunnen genieten. Eigenlijk kan ik alleen maar in het weekend op mijn dakterras zitten, maar dan zal je net zien, dat het bewolkt is.
Het praat leuk hier, ik heb als je wil nog een flesje rosé openstaan. Ik praat eigenlijk nooit echt met iemand in de avonduren. Ben ook maar alleen hé, of ik heb natuurlijk genoeg vrienden maar die hebben allemaal een gezin te onderhouden.
Echt niets te drinken?
Is er verder nog wat je moet weten? Volgens mij heb ik alles wel laten zien.
Hoe staat jouw toekomst er eigenlijk voor? Als je eenmaal klaar bent met je studie zal je niet meteen bakken geld verdienen, ik bedoel, zolang je in de kunst blijft werken natuurlijk.
Je zou een rijke man moeten vinden, die jou levensonderhoud betaald, zodat jij je gang kunt gaan zonder je druk te maken over je vaste lasten.
Ik heb niets te klagen, maar ik heb er dan ook hard voor moeten werken hoor.
Zullen we weer naar beneden? Als je toch geen drinken wilt, dan geef ik je meteen de sleutels, wanneer zei je ook alweer dat je zou komen?
Zoals ik al eerder zei, voor mij maakt het echt niets uit op welke dag je komt.
Zolang je maar komt.
Dames voor.’

Deadline

De deur zit op dubbel slot, het huis is donker en meteen loop ik naar zijn slaapkamer. Ik ben een uur te vroeg.
Zwaar ademend ligt hij op zijn zij, onder een grote, witte deken.
Zijn ene arm gevouwen onder zijn hoofd en zijn andere rustend onder de deken.
Hij draagt een blauw geblokte pyjama.
Zijn korte haren warrig op zijn hoofd en zijn kat Bobbi liggend op het voeteneind. Bobbi kijkt op, alert als een waakhond, miauwt en bolt zijn rug. Ik houd mijn vinger voor mijn mond. Bobbi trekt één voor één zijn pootjes op en besluit na drie keer om zijn eigen as te draaien weer te liggen waar hij lag.

Voor enkele minuten luister ik naar de regelmatige ademhaling van zijn baasje. In de hoop aangestoken te worden door de rust die in de kamer hangt.
Het is dezelfde soort rust die in de stad hangt na een eerste sneeuwval: het geluid wordt gedempt, de straten zijn beperkt bereikbaar en er is minder haast, minder chaos.
Alsof de sneeuw de druk van mijn schouders heeft ondergedompeld. Sinds deze ochtend weet ik dat deadlines geluid maken.

In een flits zie ik mezelf van boven: staande met mijn jas nog aan, rugzak om, muts op en handschoenen in mijn handen, met ingehouden adem aan het voeteneind van een slapende man.
Snel en zo zachtjes mogelijk verlaat ik zijn huis. Waarvan hij denkt dat het veilig is.
Een klein uur na mijn bezoek stuurt hij een sms, ‘ik werk vandaag thuis.’
Ik heb hem terug gesmst met het bericht dat ik niet komen kan wegens ziekte.


Dit is een selectie uit de reeks 'Iedere maandag', lees hier de andere bijdragen.