Lopende zaken 2022

Beeld & Poëzie / 20.07.22

panty’s voor daisy / weckseizoen

Dewi de Nijs Bik


Videograaf: Stefan Rustenburg





———————————————————————————–
———————————————————————-

panty’s voor daisy / weckseizoen


ze had de tjobèk (cobek) verbannen omdat hij naar knoflook stonk, diepvrieszak eromheen in de bijkeuken op de bodem van de kast waar ook de aardappelen lagen; die avond was de verbrandingslucht in de kamer nog de enige indicatie dat er iemand niet had opgelet – iets dat geleidelijk aan de pannen zou ruïneren: door de jaren heen waren er verschuivingen die niet werkelijk plaatsvonden maar waar het gehoor veranderde: datgene op de voorgrond verschuift naar achteren en alsof er een nieuw geluid ontstaat,


een stuk steen op een stuk steen, tik, tik, was wat ik hoorde wanneer ik de keuken binnenkwam; jouw oma die voor het aanrecht stond: knoflook, djeroek poeroet, trassi, ui; in de komvormige stamp je en in die platte is het meer wrijven; mijn tante had ze op de schoorsteenmantel want ze zijn toch van onze moeders geweest – deze schending van de verwachting waarmee ze zichzelf herhaalt, 50 cent voor een blokje asem, maar niemand hield bij hoe haar naam werd geschreven (2 gulden, panty’s voor daisy)


˚


elke ochtend een drupje achter het oor en in de binnenkant van de pols, waarna ze de appel in parten sneed; ik was nog aan het leren mijn omgeving te lezen – mijn hart niets anders dan een gevoel, terwijl mijn identiteit zich elders afspeelde / de smaken van haar parfum: roze grapefruit, munt, siciliaanse bergamot, zwarte bes en waterhyacint; anjer, jasmijn, roos en lelietje-van-dalen; mirre, amber, vanille, sandelhout / ze werkte als typiste bij philips, alleen god weet mijn eindstation zei ze en wees naar boven


het winkeldrama voltrok zich op een vrijdagmiddag: de parkeerplaats siste, wieltjes trillend op rotsen – ik ben de eerste die de holtes van haar handen verkent – soms lijkt de lus veranderd, willen de aardappels niet meer garen, ook niet als je ze toespreekt


˚


het uitlichten van een document kan een bepaalde mate van historische sensatie teweegbrengen, zoals: met desie naar blokker, kunstgras voor balkon – ik deed mijn blote voeten een plezier en ook dit beeld wil duidelijk in het vizier komen, zeker nu het regent

specerijen werden aanvankelijk in bootjes naar een centraal punt gebracht, de snoeizaag die in iemands gezicht viel blijft vaag en ambivalent; een tot slaaf gemaakte, een chauffeur of iemand die probeert het systeem af te schaffen, dit niet-aflatende voortbrengen van identieke ledematen: sommigen zijn vrij, andere plegen zelfmoord of sterven op de plantage, deze informatie is heel helder, de meest primitieve vorm van kennis: een paar panties (40 DEN), asem asem


˚


geen zin de kool nog fijner te hakken, azijn, djahé, koenjit; het geheel kent warme noten, de weckpot die deze tekst is, zich opvangt en bewaart; de dichtregel penetreerde het landschap en verklaarde de dagen eenvoudig, zacht waren de afgelopen regens, toegeeflijk onder onze hand, friszuur, lichtbruisend, dood schuim – we bevinden ons in het hart van het weckseizoen, samen achter het aanrecht, we staan er en kijken naar waar de elastieken zich bevinden, tupperware-doosjes, deksels, we staan ernaar en kijken, nekkramp, uitstraling, een kwestie van opnieuw monteren: het granieten erfstuk op de mantel maakt zich hard in de beweging van lichamen,

heraanpassingsproblemen: de nacht die telkens in het midden van een zin invalt; we zitten achter haar bureau, inktlint in de la, elastieken, puntenslijper, er zijn hier voldoende manieren van tijdverdrijf, elke non-interactie een onbehagen, deze zich steeds verder uitkristalliserende

dichtregels dringen het tafereel binnen en initiëren de dagen met een eenvoudig, zacht getik, kool fijnhakken: azijn, djahé, koenjit, tijdelijk afnemende pijn in de nek; ik heb contouren zien wegsterven, de aura die het vel verlaat, sepiatinten, de korreligheid waarmee deze velden in beeld zijn gebracht, in het hart van het weckseizoen, vol fijngehakte kool / ik wil de koe voeren en laat het ons zien, het verlangen aan de andere kant van het draad, een aanraking riskeren, de vraag luider stellen, zoveel manieren om deze potloodachtige contouren te verduurzamen, sprankelend, bruisend, zo vloeiend in deze nieuwe zuurtegraad,




Dewi de Nijs Bik (1990) publiceerde eerder in onder meer Poëziekrant en DW B en droeg haar gedichten voor op diverse podia in Nederland en Vlaanderen. Ze is afgestudeerd in Comparative Literature en in moderne Nederlandse letterkunde. Al een decennium schrijft ze voor Indisch maandblad Moesson. In de afgelopen jaren werd ze geselecteerd voor de Parijsresidentie van deBuren en was ze programmamaker bij Perdu. In 2022 verschijnt haar poëziedebuut Indolente bij De Arbeiderspers.

Meer van deze auteur