Lopende zaken 2021

Essay / 26.01.21

Vage Vormen

Roos van den Eerenbeemt

Sommige dingen doen de tijd stollen en blijven in het DNA verankerd, onafhankelijk van de grenzen van een mensenlichaam, zoals overerfbare angsten. Roos van den Eerenbeemt grijpt terug op wat haar grootouders hebben meegemaakt en op hauntology om haar eigen angst te begrijpen. De tekst is in een iets ander format ook hier te lezen.

Tijd wordt in een lockdown elastisch, ontrolt zich loom en traag, maar spat uit elkaar bij het horen van de woorden ‘virus’, ‘corona’. Ze zorgen voor kleine explosies achter mijn ogen. Ik loop de boekwinkel in waar ik werk en zie de voorpagina van de krant. Pang. Ik loop over straat, hoor mensen over aerosolen praten. Pang. Mijn gedachten klappen uit elkaar door een paar woorden die door mijn huid dringen, me laten zweten, mijn angst die zich door poriën naar buiten wringt. Het virus blaast de slaap uit mijn ogen, en ik denk te zien hoe het onbekende op mij afstormt. Binnen de lijntjes lopen, handen wassen, afstand houden. Gevoelsontsteking. Deze tijd is herkenbaar, heeft lang in mij geleefd. Mijn binnenste beweegt extern, wordt de wereld, een baarmoeder waar iedereen in leeft, zwemt. Mijn neurotische regels zijn ieders regels. Regels zijn mijn houvast, nu is het collectief en val ik eindelijk, diep met de wereld samen. En ik herken ze, mijn mede-neurotici met mondkapjes ver over hun neus en onder hun kin getrokken, de schichtige blik daarboven. Hand-cleangel puilend uit hun overvolle prepper-rugtassen. Deurklinken met een elleboog omlaag duwend komen ze de winkel binnen en ik voel me niet meer alleen, wordt ook mijn nerveuze blik gezien en begrepen. Thuis speel ik spelletjes. Daar betreed ik een andere ruimtetijd, online ben ik een koningin. Laat mijn lichaam achter de laptop, zweef mijn leven door een gekroonde tijd. We zijn even gekroond, we zijn koningen en koninginnen. In dat koninkrijk is rijkdom een luit op de rug en 16 overwinningspunten.

De overbuurvrouw werd opgehaald. Haar ogen stonden rustig terwijl ze haar mondkapje steviger op haar gezicht drukte. De ambulancebroeder legde behoedzaam een deken over haar obese lichaam voordat ze de wagen ingetild werd. Sinds kort hangt er een tasje met etenswaren aan haar voordeur, gebracht door een vriendelijke jongen van de corona-bezorgdienst. Ik zag hem aankomen en zoekend om zich heen kijken. Ik heb niet gezegd dat hij de komende tijd niets hoeft te brengen. Het bungelende tasje is inmiddels een levend spook geworden.

Mijn moeder is doodsbang voor slangen en ik voor virussen. Lang voor covid-19 heb ik me afgevraagd waar het vandaan komt, uit therapie is er geen eenduidig antwoord gekomen. Door corona ben ik de laatste tijd weinig buiten geweest. Mijn moeders slangenfobie is minstens even hevig als de beklemming die ik voel bij de woorden ‘virus’, ‘blootstelling’ en ‘besmetting’. Een mogelijk antwoord, naast angst voor het verlies van controle, is de overgedragen angst van mijn voorouders. Of specifieker, de ervaringen van mijn grootouders tijdens en na de bezetting van Indonesië hingen samen met ver uit de buurt blijven van slangen, en zieken. Een deel van mijn oorsprong ligt in deze woorden besloten, 私の首を切った後もお母さんを見ることが できるなら、どうぞ, uitgesproken door mijn grootvader toen hij knielde voor zijn beul. Door grootvaders kennis van talen, een ander aanspreken op diens eer en geweten, en doordat hij snel kon rennen (het antwoord van de Japanse militair: あなたが速く走れるなら私は今向き直ります) kon hij dit navertellen, kan ik het opschrijven. Ik lees noch spreek Japans, en heb het moeten vertalen in Google Translate. Ik kan het iedereen aanraden deze zin in zo veel mogelijk talen te leren uitspreken. Je weet maar nooit.

Uit experimenten is naar voren gekomen dat mannetjesmuizen die elektrische schokken toegediend kregen terwijl ze de geur van kersenbloesem roken, angstig werden bij de minste zweem van bomen in bloei. De aangeleerde angstreactie kwam ook nog voor bij de derde generatie afstammelingen van de eerste generatie getraumatiseerde muis. In de documentaire The Ghosts In Your Genes, wordt diep en breed op het onderwerp ingegaan. Het cortisol-gehalte van vrouwen in het derde trimester van hun zwangerschap is een voorbode van de mate van gevoeligheid voor stress die het kind in het leven zal ondervinden. Mijn moeder was hoogzwanger toen ze hier tussen terechtkwam, eind zomer 1980. Een besmetting voorbij tijd en grenzen, ik ben een drager van mijn familieverhalen gemerkt in mijn genen. Een andere reden kan ook zijn dat met het voelen van de angst, de nabijheid van de overleden vader van mijn moeder bestendigd wordt. Misschien is het niet vreemd dat een virus de plaats van mijn grootvader ingenomen heeft, ik heb hem niet ontmoet, nooit begraven. Hij is een ongrijpbaar element in mijn ontstaansgeschiedenis.

Deze foto is eind maart gemaakt op het Museumplein. De Caspar David Friedrich-figuur die zo eenzaam lijkt te turen over de vijver, onder een romantisch roze en blauwe lucht, is een vrijend stel. Rondom het figuur dat een is, maar bestaat uit twee, op het verder lege plein, klinkt de afwezigheid van lichamen, en verhalen. De echo’s van stemmen, of hoe stemmen uit het verleden naar het heden getransporteerd worden, een plaats innemen ten koste van wat er nu is, is een van de thema’s van het boek Ghosts Of My Life van schrijver en filosoof Mark Fisher. Deze stemmen die niet begraven kunnen worden, die de levenden blijven achtervolgen, zijn onderdeel van hauntology, een verleden dat rondwaart als een vaag vermoeden, verhalen die onverstaanbaar om ons heen zweven. Door deze ijle geluiden lukt het ons niet naar de toekomst te bewegen omdat we bezeten van de doden zijn. In een interview met de producer Burial valt het Mark Fisher op hoe Burial’s muziek klinkt als mist. Terugkijkend op de lente van dit jaar past nevel precies bij de emotionele toestand van waar ik mij in bevond. Burial heeft met het toekomst voorspellende en tegelijkertijd omkijkende nummer Archangel het geluid van hauntology weten te vangen. Dit is hoe gestolde tijd klinkt, van maart tot en met mei 2020 stond het op repeat. Archangel herinnert me aan mezelf, dwalend door mijn ruimte, op zoek naar een vorm om vast te houden. Het is de soundtrack van een schemerachtig, verlaten gebied, vol echo’s met in de verte een figuur.

Een vrouw wordt uitgenodigd een paar weken in een spookhuis te wonen. In het huis blijven opengezette deuren steeds dichtvallen, wordt er ’s nachts op de muren gebonsd, is er een plek die veel kouder dan de van de rest van het huis is, ijskoud is. De vrouw voelt zich, na haar aanvankelijke angsten, één met het huis, ook al is ze er niet zeker van of het haar eigen gevoel is of dat het de omgeving is die dit met haar doet. Dit is een korte samenvatting van het boek The Haunting of Hill House, geschreven door Shirley Jackson, gepubliceerd in 1959. Shirley Jackson, een zelfbenoemd heks, een huisvrouw, een moeder, stevige roker en drinker, iemand die gelukkig leek in het huishouden, met een man die aan de lopende band vreemdging, vier kinderen en een dubbele hoeveelheid aan katten, deze vrouw schreef boeken waar mannen klein en nietig waren, waar vrouwen geen verschil voelden tussen hun belevingswereld en de ‘echte’ wereld. Waar agressieve gevoelens en gedachten niet onderdrukt of gecensureerd werden. De woorden van deze auteur zorgen ervoor dat ik tijdens het lezen niet naar de wc ga, liever een opgeblazen blaas dan een spook op de gang tegen te komen. Er is een grens aan redelijkheid, en deze verdwijnt zodra het nachtlampje uitgaat. Het is niets, zeg je tegen jezelf, terwijl je lijf verkrampt, er geluiden uitkomen die klinken als het ronken van de motor van een zwaar beladen vrachtschip. Je bent niet ziek, heus niet, en dan stijgt de temperatuur en je ademhaling wordt oppervlakkig, hortend. Even denk je aan het nachtlampje, de geruststelling daarvan, gelijk daaropvolgend komt de gedachte dat je je niet zo moet aanstellen. Ondertussen verschijnen er vlekken op de muren, lijken deze te ademen, bewegen ze jouw kant op, glijden over je lakens, drukken op je borst, ze komen je halen, halen je in, zitten in je waar je niet bij kunt komen en je wilt de dokter bellen of een moeder of anders een mes uit de keuken halen om een gat in je buik te maken, om alle virussen weg te snijden, om het spook te doden, om jezelf leeg te laten lopen. Je denkt meerdere gedachten tegelijk, het is een festival in je hoofd, je linker- en hersenhelft beginnen onafhankelijk van elkaar te werken, je voelt een kloof ontstaan tussen de wil van je lijf en de wil van je geest. Wacht nog heel even met dat mes, zegt een zachte stem uit het feestgedruis in je hoofd, want wanneer de slaap groter wordt dan de angst, dan wordt de jij weer een ik. Dan lig ik in bed, ga ik naar de wc. Dan is het boek dichtgeslagen, is er voor het spookvirus pas plaats in het daglicht.

Roos van den Eerenbeemt is afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie en heeft poëzie gevolgd aan de Schrijversvakschool. Daarnaast was ze redacteur bij Perdu. Momenteel geeft ze creatieve lessen aan kinderen en schrijft ze gemiddeld 50 woorden per week. 

Meer van deze auteur