Tropicana

Verhaal / 20.01.20

Frietsaus tot aan treurnis

Tobi Lakmaker

Het is gek, maar ik heb altijd geweten dat mijn moeder zou overlijden op een dag met akelig mooi weer. Akelig mooi weer – was het, toen we hoorden dat het misschien jaren, maar ook weer niet zo vreselijk lang zou duren voordat die dag zou plaatsvinden. Ik wist dat het mooi weer zou worden, want ik wist zeker dat het onbegrijpelijk zou zijn. En als we met z’n allen ergens in overeenstemmen, is het dat die zon en die hitte één ding afdwingen en dat is: geluk.

Op een van de eerste echt warme dagen van het jaar, eind april, overleed mijn moeder. De avond van tevoren zat ik op een terras aan de Looiersgracht en ademde ik diep in, namens haar. Al wekenlang ademde ik extra diep in. Waar mijn moeder inmiddels met moeite de wc bereikte, kwam ik overal en wist ik bij iedere straathoek dat zij ‘m niet meer zou passeren. Vandaar dat ik het onmogelijke geprobeerd heb, door heel zonnig Amsterdam niet één maar twee keer in me op te nemen.

Mijn moeder heeft Amsterdam nooit verlaten. Ik zal Amsterdam nooit verlaten. Ik zal Amsterdam niet verlaten omdat het onwaar is dat beweging per definitie vooruitgang is. Als de grond je maar lang genoeg onder de voeten vandaan gehaald wordt, verandert vooruitgang in stilstand: de verzekering dat de dingen het eindelijk eens wagen hetzelfde te blijven.

Zoekend naar stilstand belandde ik, later die avond, in de McDonald’s. Daar waar alles gelijk blijft, van de frietsaus tot aan de treurnis. Als middelbare scholier snakte ik iedere nacht naar de McDonald’s, iedere nacht waarin ik zonder het te willen danste op hakken waarvan ik zeker wist dat het de mijne niet waren. Bij nader inzien was eigenlijk niets van mij rond die tijd: de lange blonde lokken niet, de jurkjes niet en in feite ook de vriendinnen niet. Laat staan de beoogde prooi – de jongens in net iets te strakke V-halsjes.

Sindsdien ervaar ik de McDonald’s als een oord van rust en acceptatie; een plek waar het in godsnaam even niet uitmaakt hoe je eruitziet, waar niemand iets van elkaar verlangt maar enkel van zijn hamburger.

Tegenwoordig is de McDonald’s nog anoniemer, want je hoeft inmiddels niet meer te bestellen aan de kassa. Het kan nu ook via een bestelscherm, waarvoor ik lange tijd heb getwijfeld. Ik beloofde mezelf om mijn vertrouwde bestelling te nemen: medium frietjes met extra frietsaus, een cheeseburger en een cola. Nu ben ik sinds enige jaren vegetariër, maar het sterven van mijn moeder leek me een passende aanleiding om hiervan af te wijken.

Toch ging het niet. Ik zag: een kalf en de koe die haar had grootgebracht. Afscheid nemen is iets vreemds, en het treft je zelden op het moment dat het plaatsheeft. Ik bestelde een McFlurry en ben bovenin het filiaal gaan zitten, aan de kant van het raam. Daar heb ik lange tijd naar buiten gestaard, naar alle mensen die net zoals ik overal waren, zonder zich daar werkelijk bewust van te zijn.

Mijn moeder is ooit heel ziek geweest en toen weer genezen, en ze vertelde me dat ze kort na die periode voor het eerst weer op de fiets zat en dacht: ‘Godverdomme, ik ben er nog.’ Ik ben er nog, ik ben er altijd geweest, en wat zij daar op die fiets voelde zal ik lange tijd niet begrijpen. Niet echt. Toch vat ik het sinds die warme dagen in april iets beter: het gebrek aan vanzelfsprekendheid van de bomen, de stoeptegels en het rode licht, waar je wel of niet doorheen kunt fietsen.

Het licht stond op rood, de volgende ochtend waarop ik wist dat ze er niet meer was, en onderweg was naar mijn ouderlijk huis. Opnieuw was het ziedend heet, en ik moest denken aan Rutger Kopland, die schreef dat warm weer voelt alsof er van je gehouden wordt. Zo heb ik het ook altijd ervaren, maar voor dat stoplicht kwam het me plots heel anders voor. Als woede namelijk – die merkwaardige afgeleide van hetzelfde fenomeen. Woede, over een vooruitzicht vol gebrek aan vanzelfsprekendheid. Van de bomen en van de stoeptegels, maar ook van het roestvaste geloof dat er, ongeacht alles, van je gehouden wordt.

Tobi Lakmaker (1994) is columnist voor De Groene Amsterdammer en schreef De geschiedenis van mijn seksualiteit. Na de studies Russisch en Literatuurwetenschap rondde hij in 2018 de opleiding Filosofie af aan de Universtiteit van Amsterdam.

Meer van deze auteur