Poëzie / 03.10.25
Harnas van zout
Dossier
Warúm Darúm
Poëzie / 03.10.25
Harnas van zout
mijn aanrakingen zijn intuïtief
mijn stem ondersteunt je
je mag je ogen sluiten en naar zee lopen
ik sta voor een grijsblauwe oceaan
wat we geregeld zien wordt ons referentiekader
ik tast met een voet het landschap af
loop langzaam de koude zee in en ga liggen
je wordt zachtjes gedragen
mijn lichaam voelt eerst zwaar
daarna lichaamloos
ik vaar net zolang op golven mee tot ik aanspoel
op de kust van mijn vaders moederland
je innerlijke wereld bepaalt waar ze heen wil gaan
aan de kust een kade waarop mijn grootmoeder
naast haar grootmoeders staat
in hun handpalmen omklemmen ze huissleutels
leg je rechterhand op je hart
het is 1961 of misschien denk ik dat het 1961 is
jaar waarin mijn vader ter wereld kwam
mijn grootmoeder een jonge vrouw
het onbewuste kent geen tijd
het kent emoties en wil emoties delen
ik voel dat er ruimte in je onderbuik ontstaat
de omringende zandbergen golven weids
mijn lichaam voelt zandkleurig
ik leg nu mijn handen op je bekken
ik groet de vrouwen
vraag wanneer ik begonnen ben met bestaan
bij wiens leven ik startte met het aanleggen van registers
wier levens ik in mijn cellen draag
je mag diep inademen
de vrouwen blijven zwijgend staan
adem uit
mijn lichaam bevraagt haar levensloop
wil weten uit hoeveel generaties ze is opgebouwd
hoeveel generaties ze zal voortleven
stop ik te bestaan wanneer ik niet baar
blijf diep ademhalen
ik kijk naar de zee waar mijn voormoeders
uit donkerblauw water getrokken zijn
sommigen bergen de zilte in hun huid
anderen werden verdreven
en zoeken naar het zout als herinnering
voel je hoe je steeds meer in elkaar valt?
mijn grootmoeder wijst naar de Middellandse zee
ik kijk naar de watervlakte
volg haar aanwijzingen
ga opnieuw liggen
ga na waar ik begin en de zee eindigt
door welke aarde ik gedragen word
of ik überhaupt gedragen word
hoeveel voorouderlijke registers ik herberg
of ik ze kan losweken
je spieren weten niet of ze aanspannen of ontspannen
mijn grootmoeder gebaart me onder te dompelen
ik laat me zakken in warm water
in mijn oren ruisen stemmen
dat wat vooraf is gegaan stroomt met het heden mee
we reinigen samen je lichaam
het zoute water spoelt wonden schoon
maakt huid sterker helpt me ademhalen
je mag terugstromen
ik spoel langzaam aan op land
beweeg tenen en vingers uiteindes zijn
als eerste aan verandering onderhevig
til voorzichtig mijn rechterhand op leg die op mijn hart
Poëzie / 03.10.25
Dossier
Warúm Darúm
Poëzie / 28.09.25
Dossier
Warúm Darúm
Poëzie / 26.09.25
Dossier
Warúm Darúm