Nieuw Babylon

/ 18.04.21

Op een plein legt een zandvlakte zich te rusten

Joost Oomen

Ik ben opgegroeid in Friesland en daar hebben we maar één wolkenkrabber en voor dat gebouw ben ik al mijn hele leven bang.

De Achmeatoren (want zo heet de Friese wolkenkrabber) is geen mooie toren. Het is een zwart, kaarsrecht blok, veel hoger dan de rest van Leeuwarden en in de top van dat blok zijn vier rode lichtbanen aangelegd om te voorkomen dat de straaljagers van de iets verderop gelegen militaire vliegbasis zich er niet tegen te pletter vliegen. De natuurstenen platen van aan de gevel zitten niet goed vast, waardoor bij zware storm de toren voorbijgangers bombardeert (dit is echt waar!) en de lift was bij oplevering zo snel dat de werknemers van Achmea misselijk werden en verstopte oren kregen. Pas na een jaar is de snelheid aangepast.

Achter de raampjes van de Achmeatoren zitten de hele dag mensen te werken. Dat kan je niet zien, want de ramen zijn spiegels en de blauwe lucht wordt door ze teruggekaatst. In het gedicht ‘Howl’ schreef Allen Ginsberg de zin ‘Moloch whose eyes are a thousand blind windows’ en ik snap niet dat de Stichting Straatpoëzie Leeuwarden zich nooit heeft beijverd om deze zin op de wolkenkrabber gedrukt te krijgen.

O, hoe gelukkig zou ik zijn als op een ochtend de Achmeatoren plat op de grond zou liggen. Hij is niet met een bons omgevallen, hij heeft geen huis of mens geraakt, hij is er gewoon bij gaan liggen, aan de rand van Leeuwarden en hij steekt 115 meter het groene weiland in. Tien koeien en twee hazen staan er naar te kijken. De werknemers proberen nog even bij de hoofdingang naar binnen te klimmen, maar als ze zien dat de lift niet meer werkt, dat stopcontacten zich opeens meters hoog in de lucht bevinden, dat bureaustoelen en kopieerapparaten en verzekeringsdossiers en vaste telefoons in een hoop op de grond liggen tegen dat wat vroeger de zijwand was, houden ze daar mee op. Ze staan met hun handen in hun zakken en hun nette schoenen in de modder in het weiland. Ze zijn vrij, maar ze kijken beteuterd. Het begint te regenen. De droogkloot van het kantoor haalt zijn neus op en zegt: ‘Nou, dit is ook niet bepaald efficiënt.’

Joost Oomen (1990) is dichter, schrijver, drummer en performer. Hij publiceerde de bundels Vliegenierswonden en De stort, de novelle De zon als hij valt, de vinylsingles Joost Oomen en Vruchtjes Eten en de roman Het Perenlied. Oomen trad op van Pisa tot Ter Apel, van Viseu tot Vlieland en van de kerk tot het kippenhok. Werk van Joost verschijnt bij Uitgeverij Querido. De Volkskrant riep hem uit tot het literaire talent van 2021.

Meer van deze auteur