Wortels Sporen Velden

Beeldessay / 15.12.22

Portret in bomen

Eva Meijer

Kijken is een vorm van kennen. Het begin van beschrijven: schors, stam, bladeren. Groen is een woord in duizend kleuren, net als bruin.

Ik fotografeer al heel lang bomen. Van mijn vader kreeg ik toen ik twintig was een Nikon. Ik werd dat jaar opgenomen in de Ursulakliniek in Leidschendam en fotografeerde mijn medepatiënten, mezelf, de stoelen op de binnenplaats, de bomen op het terrein. Beuken, eiken, kastanjes en elzen in korrelig zwart-wit. Eenzame bomen, zelfs al stonden ze op een rij.

Deze bomen zijn juist niet eenzaam

Van deze vier weet ik het niet zeker.

Sam Taylor-Johnson maakte een foto die Self Portrait as a Tree heet. In mijn herinnering is het een portret van een scheve boom die achterin een leeg Engels veld staat, uitgelicht door late zon. Als ik de foto opzoek blijkt er rechts een muurtje met een hek in beeld te staan, er leidt een pad naartoe. Links staat een schuur, waar takken voor liggen. De boom staat wel scheef en het licht valt erop zoals ik me herinnerde. Het is een vrolijkere foto dan ik dacht. Op Taylor-Johnsons website zie ik tussen flitsende reclames een serie die Ghosts heet, foto’s van bomen in het landschap zonder pad of hek. Maar daar valt het licht niet zo op.

De boom lijkt in mijn herinnering meer op deze, maar dan kleiner en verder naar achteren. En zonder bankje.

En met dit soort licht.

Mijn vader was fotograaf en leraar natuurkunde. Sinds hij een jaar geleden stierf, maak ik soms de foto’s die hij zou maken. Ik zie de compositie die hij zou zien, en de grap.

Dit gezicht zag ik toen ik de dag na zijn dood naar de supermarkt fietste om zonnebloemen te kopen. Hij hield van zonnebloemen.

Mijn vader was ziek maar stierf bij toeval. Mijn moeder belde me ’s nachts op en zei dat ik moest komen. Toen ik in het ziekenhuis was, was hij al dood. Ik zag op dat moment zijn hele leven als afgerond verhaal, en wat in mij op hem lijkt. En ik dacht: liefde is niet dankzij maar ondanks.

De moeilijkheden tussen ons waren al jaren opgelost en daar ben ik dankbaar voor, net als ik dankbaar ben dat ik naar hem toe kon in het ziekenhuis waar hij elf dagen lag. Maar zelfs als dat niet zo was geweest, was het goed geweest. Dat zag ik toen hij dood was.

Ik kijk sinds die nacht ook namens mijn vader. Ik zie op straat en in musea wat hij zou zien. Ik kan ook namens hem oordelen, ik weet wat hij van foto’s, beeldende kunst, films zou vinden. Oordelen is een vorm van zien.

Ik heb veel herinneringen aan hem als fotograaf. Tijdens een wandeling of fietstocht stoppen om een foto te maken, samen naar fotomusea in Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, het praten over wat we zien. Aan avonden in de doka, de geur van de ontwikkelaar, het lauwe water, het rode licht, het magische moment waarop het beeld op wit papier tevoorschijn komt. Het licht tegenhouden met een stuk karton bij negatieven die deels overbelicht zijn. Retoucheren aan zijn bureau. Hij retoucheerde ook de witte haartjes op de zwarte kat die Hondje heette.

Geel was mijn vaders lievelingskleur.

Ooit was ik een boom. Dat kan haast niet anders.

Een foto vangt de beweging, ordent haar net als de tijd. Beweging betekent iets anders voor bomen dan voor de mensen. Er zijn trillingen in de aarde en de lucht, die je voelt en leest met je wortels, je stam, je takken, je schors, je bladeren. Je groeit, draait naar de zon, je wordt bewogen. Door de wind, vogelpootjes, schimmels onder de grond, de wortels van een ander. Met jouw wortels die van een ander vasthouden, wortelstelsels delen.

Deze boompjes staan in Montréal, het vroor toen ik deze foto maakte ’s nachts meer dan twintig graden. Iemand had ze goed ingepakt tegen de kou.

Twee Nederlandse boompjes in december.

Ik associeer mijn vader met de aarde, misschien vanwege zijn bruine ogen. Mijn moeder met de lucht. Haar ogen zijn blauw. Die van mij zijn groen.

Deze wilg tekent in het ijs.

Mijn vader fotografeerde vaak bomen met ogen, zoals berken. Berken zijn pioniersbomen, nieuwsgierig en eenzelvig. Ze komen zelfs voor boven de boomgrens. Waarschijnlijk was ik een berk.

Deze berken staan in Finland, in de buurt van Tampere. Even verderop stonden een paar huizen, in het niets, alleen omgeven door sneeuw. Daar woonden de ouden van dagen.

Hoe oud de oudste boom ter wereld is hangt af van wat je als boom beschouwt. Oude Tjikko is een Zweedse spar met een wortelsysteem van bijna tienduizend jaar oud, maar de stam zelf is hooguit zeshonderd. In de White Mountains in Californië staat een boom met een stam van 5062 jaar oud. Deze boom is niet lang geleden ontdekt en heeft nog geen naam. Er is ook een wortelstelsel in Utah dat Pando heet en minstens tachtigduizend jaar oud is. De individuele bomen die daaruit groeien zijn maar een paar honderd jaar, maar genetisch identiek. Voor ons is een jaar veel, voor die bomen en hun wortelsystemen is dat niks. De seizoenen zijn langsgekomen, en er waren natuurlijk de kleine diertjes, en de vogels, en rendieren of coyotes. Er was regen op je stam en je naalden, er was een tijd zon, je verdween een paar dagen in de mist. Het sneeuwde. Er was iets met de temperatuur of de droogte, iets waar je wat aan moest doen, je bent het weer vergeten. Jij ging over in de rest zoals het altijd gaat.

Soms moet je iemand stutten.

Tijd ordent volgens Aristoteles de beweging. Een foto vangt de beweging, zet iets stil, en kan daarmee anderen weer bewegen.

Zien is ook bewogen worden. De wereld kijkt altijd terug.

Wat je ving, in een foto of een tekst, zul je op elk moment dat volgt anders zien, net als een herinnering die door de tijd heen van vorm verandert.

Blijven is een ander woord voor veranderen. Dat kan elke boom je vertellen.

Met hun wortels houden de bomen de grond vast zodat wij eroverheen kunnen lopen en hier even kunnen blijven.

In de verte worden wolken bomen.

Foto’s van mijn vader zijn te bekijken op zijn website, www.gerrit-meijer.nl.

Eva Meijer is filosoof, kunstenaar en schrijver.  Ze schreef veertien boeken, fictie en non-fictie, haar werk is vertaald in meer dan twintig talen. Ze werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (met een Veni-beurs van de NWO) en Wageningen University. Ze schrijft columns voor NRC en is lid van het Meersoortig Collectief.

Meer van deze auteur