Blauwen

Essay / 21.01.22

Blue, of de overblijfselen van een ziekte

Lars Meijer

Mijn blauw was niet gevaarlijk, vroeg niet om aandacht, was niet stoer. Mijn blauw bood mij een plek aan op de achtergrond, maar ik wilde eigenlijk presentaties houden voor de klas. Of tijdens discussies of protesten mijn stem laten horen. Mijn blauw was, voor een jonge puber, een veilige keuze. Het was de kleur van een herinnering of dagdroom. Het waren de dagen van naar buiten staren, met een half oor luisteren tijdens de les. Niet te enthousiast zijn, de handen gedeisd houden tijdens het praten. Het waren jaren van onopvallend klaslokalen verlaten, door de gangen lopen, naar huis fietsen. Onderweg stak ik weilanden door en zag uit sloten mist opstijgen tijdens de avondschemering. Een groep jongens in de verte, like a blue frost it caught them. Ik zag herinneringen van iemand anders, ingeluid door een klankschaal: een monochroom blauw verlicht het fietspad. The virus rages fierce. I have no friends now who are not dead or dying. No one will remember our work. De groep werd overvallen door kleur, bracht hun gelach terug naar gefluister. Het zwakke licht van hun achterlicht bewoog zich naar de ander toe, als handen die elkaar zoeken in het donker. Kiss me on the lips, on the eyes. Our name will be forgotten in time. Een paar jongens namen afscheid, de groep viel uiteen. Er bleef nog iemand over. Ik ging op mijn trappers staan om een snelle sprint te trekken. Ik wilde met hem samen zijn, maar ik werd ingehaald door het blauw.

Mijn kunstgeschiedenisdocent staat voor de klas en wijst naar het diascherm. Een streep zonlicht doorklieft een blauwtint, als bij Cathedra van Barnett Newman. De gordijnen achter in het lokaal waren niet goed dichtgedaan. Het beeld blijft de hele les onhelder. De beste filmregisseurs zijn van oorsprong schilders, vertelt mijn docent trots, alsof hij zelf een bijdrage heeft geleverd aan de film, waar denken jullie allemaal aan bij zo’n blauw beeld? Er gaan geen vingers de lucht in. Ik denk niet aan aids, zoals ik later wel zou doen. Hij laat een fragment zien en een vermoeide stem vraagt: How are we perceived, if we are to be perceived at all? For the most part we are invisible. Mijn docent staat niet lang stil bij het werk. De film is een visueel tussendoortje in een PowerPoint met voornamelijk zwart-witfoto’s. De interesse sijpelt het lokaal uit. Het onderlinge gefluister wordt steeds luider. Er zal een moment zijn geweest waarop mijn docent vertelde over een doodsoorzaak, waarna hij het niet kan nalaten om te vertellen dat de kunstenaar homoseksueel was. Het groepje jongens achter in het lokaal zal het niet kunnen nalaten om te lachen en joelen. Ik zet een grote streep onder de naam Derek Jarman in mijn kunstgeschiedenisboek. De film wordt niet op het tentamen behandeld.



De tekst in Blue was oorspronkelijk een hoofdstuk in Jarmans boek Chroma. De zo goed als blinde maker doet hierin onderzoek naar de persoonlijke en historische connotaties van verschillende kleuren. De ironie van deze onderneming weerhoudt hem er niet van zijn taak met speelse eruditie op te pakken. Iedere kleur wordt met liefde en toewijding behandeld en is net zoals in de film vol verwijzingen naar Griekse tragedies, Engelse dichters en vrijpartijen. Het lezen van Chroma is schipperen tussen het denkbeeldige Engeland van Jarman en de politieke werkelijkheid waaraan hij stoten wil uitdelen. Tijdens het lezen moet ik mezelf eraan herinneren hoe gemakkelijk het is om de radicaliteit van zijn generatie kunstenaars te vergeten. Het boek werd geschreven at the hind end of those Thatcher years of Conservative ideology, aldus Ali Smith in het voorwoord, one of outright persecution and conscious marginalization of the queer community in the midst of what was a full-on and tragic catastrophe, the AIDS epidemic. De Britse overheid hielp Jarman amper, zijn minder bekende lotgenoten konden rekenen op eenzaamheid. Met wetgeving als Section 28 en de (voortdurende) stigma’s rond de ziekte, zou bij menig hivpatiënt de moed in de schoenen zinken. Wanneer Jarman zich in Blue tot de politieke werkelijkheid richt, klinkt er sardonisch: Three quarters of the AIDS organisations are not providing safer sex information. One district said they had no queers in their community, but you might try district X, they have a theatre.

Ik kan me niet voorstellen dat we tijdens de kunstgeschiedenisles, of eentje later in het jaar, daadwerkelijk Blue hebben gekeken. Mijn docent liet een fragment zien, waarop het gesprek verder ging over abstract-expressionisme en het werk van colorfield-schilders. Ik vermoed dit niet vanwege een desinteresse van mijn docent om van het gebaande pad af te wijken, maar door de inhoud van de film. Was Blue die middag vertoond, dan had dat zeker een onuitwisbare indruk achtergelaten op mijn klasgenoten. Het was pas later, in de veiligheid van mijn slaapkamer, dat ik de film in zijn volledigheid zag. Het voelde als een ontmoeting met een rolmodel wiens leven niet werd gedefinieerd door machismo. Dit was een kunstenaar die, aan het eind van zijn leven, besloot nog een tuin aan te leggen, vlak bij een kerncentrale. Dit was een kunstenaar die, in plaats van hard en stoïcijns te zijn, ruimte gaf aan plezier en vriendschap. Civilisation is queer, licht Jarman toe in zijn dagboek. From the moment Lorenzo, who slept with boys, commissioned Ficino to translate Plato things changed. In zijn films zag ik mannen uit verschillende lessen, Caravaggio, Wittgenstein, verliefd worden op mannen. Lessen begonnen zich parallel aan mijn kunstgeschiedenisvak te ontspinnen, waarin de nadruk lag op het liefdesleven van de kunstenaars. Met de keuze om deze verhalen uit de geschiedenis te vertellen, en met zijn eigen leven als belangrijkste voorbeeld, bood Jarman mij manieren hoe ik mijn mannelijkheid op alternatieve wijze zou kunnen vormgeven. Tijdens de middelbare school zal ik niet doorhebben hoe activistisch deze houding en het werk van Jarman eigenlijk is. En hoe graag de Britse roddelpers hem hiermee tot doelwit maakte voor hun extreemrechtse agenda. Tegen het einde van Blue wordt er hard geklapt en gejoeld door een mannenkoor, alsof we luisteren naar een voetbalwedstrijd. Ze zingen: I am a cock sucking / Straight acting / Lesbian man / With ball crushing bad manners / Laddish nymphomaniac politics / Spunky sexist desires / of incestuous inversion and / Incorrect terminology / I am a Not Gay.



Why was Blue not angrier? Het is vrij simpel, I really don’t feel angry, just melancholy, so Blue is a true aspect of my state of mind. I don’t wake up in the morning fizzing with fury, aldus Jarman. In zijn dagboek, postuum uitgegeven als Smiling in Slow Motion, schrijft hij tot aan zijn dood over zijn dagelijkse bezigheden, zoals zijn bezoek aan de première van Blue op het filmfestival van New York. Hij schrijft dat er na afloop van de film één interessante vraag aan hem werd gesteld door een journalist. Er lijkt een Britse beleefdheid schuil te gaan achter zijn antwoord. Tijdens de persoonlijkste momenten in de film doet Jarman een poging om de doden terug te halen, zijn geliefden David, Howard, Graham, Terry, Paul vormen het refrein in zijn visuele zwanenzang. De melancholie waar Jarman over spreekt, lijkt op wat kunsthistoricus Douglas Crimp omschrijft als militante melancholie: door te erkennen dat een voltooid rouwproces niet kan plaatsvinden, kunnen we onze melancholie omzetten naar een bron van activistische kracht. Het lezen en kijken van oude queer content maakt bij mezelf ook een weemoed los, alsof de kans op een ander soort wereld, vormgegeven door deze generatie kunstenaars, ook verdwenen is. Is de utopische wereld van Jarman, en van talloze andere kunstenaars, nog een stip aan de horizon voor activisten? Of is er sprake van culturele en historische gentrificatie, zoals Sarah Schulman schrijft?

Ik vraag me af of de canonisering van Jarman ook had plaatsgevonden als hij niet vroegtijdig was overleden. Blue was geen succes. Een recensie van de VPRO vertelt me dat alleen een handjevol filmliefhebbers het tot het einde toe zal volhouden. Er zijn natuurlijk bewonderaars voor wie deze Britse regisseur heilig is, maar dit is toch te gortig. De film wordt nu gezien als een van de meest baanbrekende films uit de vorige eeuw, en geduid en van context voorzien. De film wordt vaker gedraaid in musea dan in filmhuizen. En hiermee ontstaat het risico dat de inhoud van de film wordt afgedaan als historisch; de aidsepidemie is een periode waarop kan worden teruggeblikt. Het is filmtheoreticus So Mayer die schrijft dat when it is pinned in the gallery, no one has to listen to the formidable soundtrack, only drift past the lightbox-like screen. In being only seen within that frame – without its context, including knowledge of the liveness of its original performance – the film’s power is diminished and contained. In interviews, en vooral in zijn memoires, spreekt Jarman zich uit tegen de manier waarop zijn eigen seksualiteit van seks wordt ontdaan, door de media maar vooral door goedbedoelende belangenorganisaties. Het is altijd seks en verbintenis, en daarmee zijn radicaliteit en hedonisme, waar Jarman in zijn werk voor strijdt, ook in het ogenschijnlijk seksloze Blue.



In de kelder van het Stedelijk Museum hangt het doek L’accord bleu (RE 10) van Yves Klein. Wanneer ik naar het werk kijk, voel ik hoe mijn lezing ervan wordt gemanipuleerd. De intense kleur, de International Klein Blue, trekt mijn blik weg van andere schilderijen. Het doek zuigt mijn volledige aandacht op, zoals de sponzen die erop gemonteerd zijn. De website van het Stedelijk omschrijft het werk als maanlandschap, een buitenaardse combinatie van kleur en textuur. De sponzen vormen een soort kraters, met daaromheen maanstenen. De uitleg op de website richt mijn blik de sterren in, maar alle oneffenheden van de textuur doen mij denken aan grote moedervlekken, of wratten. In de korreligheid van de randen zie ik het schilferen van eczeem terug. Wanneer ik deze menselijke kijk doorvoer op het gebruik van International Klein Blue, lijkt het doek Kleins manier om zichzelf in het werk centraal te stellen. Het is ‘zijn’ blauw dat al mijn aandacht opeist. Waar Klein de mogelijkheid had een menselijke structuur te laten zien, kiest hij nu voor een zelfportret. Op deze manier wijkt het gebruik van International Klein Blue in Blue af van zijn oorspronkelijke associatie: de film verlicht de gezichten in de zaal en staat in contact met de toeschouwers. De kleur richt zich naar buiten toe en maakt zo de kijkers lotgenoten van de inhoud.

Op Instagram kondigde kunstgalerie David Zwirner afgelopen zomer met trots aan dat het latere werk van Derek Jarman, inclusief Blue, te zien zal zijn in hun nieuwe doorlopende tentoonstelling. Om de aankondiging kracht bij te zetten, deelde ze een afbeelding waarop Jarman met grote ogen de camera inkijkt, met een volledig bloeddoorlopen linkeroog. Ik zie rond zijn ogen de sponzen van Klein terug. Naast lof voor de tentoonstelling, vraagt er ook iemand: what is such an impossibly wealthy institution like @davidzwirner doing to address the political urgency of AIDS today? What is @davidzwirner doing to support the radical queer political agenda that Jarman fought for tirelessly?


Lars Meijer (1994) is schrijver en redactiecoördinator van DIG (De Internet Gids). Hij studeerde journalistiek en behaalde in 2020 zijn bachelor aan Creative Writing ArtEZ met het werk Alleen mijn vrienden zijn bang, een taalonderzoek naar seksualiteit, geweld en verlangen. Essays, verhalen en vertalingen kunnen worden gelezen op o.a. Hard//Hoofd, Samplekanon, De Groene Amsterdammer, De Reactor, Jacobin Nederland en in Extra Extra. Zijn teksten in reactie op het werk van Paul Thek en Derek Jarman werden door de Britse uitgeverij Pilot Press in hun respectievelijke bloemlezingen opgenomen. Daarnaast maakt Lars onderdeel uit van Arnhems schrijverscollectief Wildgewelf.

Meer van deze auteur