Lopende zaken 2020

Verhaal / 16.06.20

Balkon

Mira Aluç



We wisten dat ze kwamen toen een klusjesman van het makelaarskantoor een sticker met ‘Proficiat!’ op het uithangbord aan het balkon hing, maar dachten er niet zoveel van, want waarschijnlijk zouden we, net als met de vorige bewoners, weinig van ze zien. Nadat ze in het appartement waren getrokken, wees Jelle op de enorme televisie die ze in de woonkamer hadden staan. Jelle bleef langer op dan ik en zag elke avond het flikkerende, gekleurde licht aan de overkant van de straat. Ik zag hen vooral als ik bijna thuis was en voor het laatste stoplicht stond te wachten. De kroonluchter die in hun woonkamer hing, was zo groot en gaf zulk fel licht dat iedereen op het kruispunt direct in hun woning kon kijken. Het had iets obsceens om op een winteravond twee mensen in een felverlichte kamer te zien, duidelijk thuis en op hun gemak. Vergeten dat aan de andere kant van hun muren de wereld lag. Toen ik een paar weken later alleen thuis was, schrok ik van het licht dat aan de overkant werd aangestoken. De buren waren thuisgekomen en nadat ze hun jas hadden uitgetrokken, gingen ze direct op hun bank naar het grote scherm kijken. Niet opruimen, niet rommelen, geen handen wassen, niet de was opvouwen, niet zuchten, gewoon meteen televisiekijken. Ik probeerde het tafereel aan Jelle uit te leggen, maar hij antwoordde dat het toch niet zo raar was dat mensen als ze thuis zijn een film of serie kijken.

Vere van der Veen

*

We hadden het huis genomen omdat er een balkon bij zat. Julie wilde liever niet aan een kruispunt wonen, maar had wel geëist dat er een balkon was, omdat ze niet wilde dat ik binnen zou roken. In haar kamer hadden we het compromis gesloten dat ik uit het raam zou roken, maar als ik haar ’s ochtends vanuit het bed naar me zag kijken, terwijl ik door de dertig centimeter van het openstaande raam de rook uit mijn longen blies, wist ik dat ze eigenlijk liever had dat ik zou stoppen. Het appartement vonden we snel en we hadden geluk dat we de eerste kijkers waren. Onze ouders hielpen met verhuizen en haar moeder moest aan het einde van die middag huilen, omdat haar dochter officieel met een vriendje ging samenwonen. Van haar kregen we ook de kroonluchter die aan ons plafond hangt. 24 peertjes, waardoor we geen andere lampen meer nodig hebben. Makkelijk ook. Ik begrijp niet waarom mensen allemaal verschillende lampen neerzetten als je ook gewoon één lamp met genoeg licht voor je hele kamer kan hebben. Mijn ouders gaven ons hun oude televisie, al was hij nog geen jaar oud. Ik grapte dat het scherm even groot was als Julie en we hem ook plat op de vloer konden leggen om als bed te gebruiken. Altijd dichtbij haar series. Rondom het scherm zat een rij led-lichtjes die meekleurden met het beeld op het scherm. Dat was rustiger voor je ogen, zei mijn vader.

Julies hoop dat ik vanzelf zou stoppen met roken als ik daarvoor op een balkon moest staan, was tevergeefs. In het begin dacht ik echt minder te roken, zeker in de winter wanneer ik schoenen aan moest doen om op de vuile vloer met afbladderende stukken verf te staan. Maar eind maart, toen we er twee maanden woonden en het lente werd, ging ik meer roken en werd het balkon mijn plek van het huis. Terwijl Julie naar het scherm keek, keek ik ’s avonds naar het kruispunt waar ons huis aan lag. Ik keek naar de meest ver gelegen rij huizen waar de ramen, sommige verlicht, andere donker, leken op een adventskalender. Tegenover ons balkon stond een lelijk appartementencomplex met een slecht onderhouden gevel. Ik moest denken aan de vraag die Julies broer me had gesteld voordat we verhuisden. Woon je liever in een mooi huis tegenover een lelijk huis, of in een lelijk huis tegenover een mooi huis? Ik antwoordde dat ik dan liever in een mooi huis tegenover een lelijk huis woonde, maar met de afgebladderde verf op het balkon, de witte, plastic kozijnen die niet goed sloten en het voormalige raam dat de huisbaas had dichtgemetseld met een andere kleur baksteen, moest ik vaststellen dat ik in een lelijk huis tussen andere lelijke huizen woonde. Recht tegenover ons balkon lag de tweede verdieping van het lelijke appartementencomplex. Ik had al een aantal keer gezien hoe een man en vrouw, iets ouder dan wij, er rondliepen, aan tafel zatten, dampende borden droegen en de planten water gaven. De man zag ik in pak of kamerjas en de vrouw deed aan dezelfde verhouding tussen gekleed en huiskleding. Haar huiskleding was een zwart hemd en een zwarte legging, al kon dat laatste ook een panty zijn, omdat ik soms haar onderbroek erdoorheen zag schijnen. Volgens mij was haar huispak gewoon haar ondergoed, de dingen die ze onder een jurk of rok droeg. Een keer stond ik op het balkon toen de man en vrouw thuiskwamen. Hij trok zijn jas uit en nam die van haar aan. Zij liep de woonkamer in met haar handen achter haar rug, alsof ze iets wilde pakken, maar was vergeten wat. Turend en in gedachten duwde ze haar bekken naar voren en gleed de rok langs haar heupen op de grond. Ze raapte de rok op en hing deze over een stoel aan de eettafel. Even later kwam haar man met twee koppen en een theepot de kamer in.

Vere van der Veen

*

De eerste mooie dag van het jaar viel dit keer op een zondag. We ontbeten laat, al moest Jelle nog werk doen die middag. Hij was al weken prikkelbaar, nadat ze op zijn werk hadden aangekondigd te bezuinigen op personeel. Ik stelde voor om een fles rosé te kopen, naar het park te gaan en een boek te lezen op een kleed. Gewoon de dingen die we deden toen we elkaar net kenden. Maar Jelle had nee gezegd, niet naar buiten gekeken naar het zonlicht en de mensen, die zonder jas of met hun trui om hun middel geknoopt, stonden te wachten voor het stoplicht. Toen hij naar zijn werkkamer vertrok, ging ik op de bank zitten. Tijdens het ontbijt had ik aan de overkant steeds de jongen op het balkon gezien. Hij stond niet zoals gebruikelijk op één plek, zijn hoofd altijd bedekt met een petje, naar de grond gebogen en routineus hijsen te nemen van zijn sigaret, maar hij was druk in de weer op het beperkte oppervlak van het balkon. Zijn petje droeg hij achterstevoren en met een stoffer en blik veegde hij het vuil van het balkon. Het waren niet alleen bladeren en stof, maar ook stukjes verf. Daarna ging hij met een staalborstel over de rand van het balkon en schuurde twee uur lang schimmel en mos van het beton. Met een grote trekker lapte hij de ramen. Hij of de steel van de trekker waren niet lang genoeg, waardoor de helft van het raam boven de openslaande deuren vuil bleef. Aan het einde van de middag zette hij twee klapstoeltjes en een tafel op het balkon neer. De stoelen en tafel waren het afschuwelijke standaardmodel van de bouwmarkt, dat ze optimistisch een “bistro-set” noemen. Het zijn stoeltjes waar je op houten latjes zit die afdrukken maken in de huid van je bovenbenen en het tafelblad is van dezelfde latjes, waartussen je bestek op de grond klettert. Jelle weet wat voor een hekel ik heb aan die tuinset en ik zit als we uit eten gaan liever op een terras met slechter uitzicht en eten, dan een hele avond me te ergeren aan het gevoel van mijn huid tussen het hout en het geluid van bestek dat blijft vallen. De jongen op het balkon keek daarentegen trots naar de aanwinst in zijn opgeknapte domein. Hij liep naar binnen en kwam even later terug met planten in gele en lila bloempotjes, die hij voorzichtig op de rand van het balkon plaatste. Zijn petje nam hij van zijn hoofd en hij keek over de rand van het balkon naar de straat beneden, waarschijnlijk om in te schatten hoe groot de kans was dat een van die bloempotjes zou omvallen en op het hoofd van een voorbijganger kapot zou slaan. Terwijl Jelle die zondagavond tot laat bleef doorwerken, zat de jongen met zijn petje op het balkon. Ik deed het licht in de woonkamer aan en in plaats van de schakelaar van de kroonluchter om te zetten, zette de jongen met zijn petje kaarsjes op zijn balkontafel.

Vere van der Veen

*

Ik snapte die mensen aan de overkant niet zo goed. Nu ik had schoongemaakt, hoefde ik niet meer naar de vloer te kijken als ik buiten ging roken en begon ik meer aandacht te hebben voor wat ze nu eigenlijk deden in die vissenkom van beton. Een televisie hadden ze volgens mij niet, wel een computerscherm dat ze uit een andere kamer haalden en op een laag tafeltje voor de bank zetten om films op te kijken. Na de film droeg de man het scherm de woonkamer uit naar een andere kamer in het huis. Julie begon steeds vaker te vragen of ik naar binnen kwam als ik lang op het balkon bleef. Dan vroeg ze of ik haar wilde helpen met de afwas of het vuilnis buiten wilde zetten, maar eigenlijk wilde ze dat ik bij haar op de bank naar de oneindig hoeveelheid beschikbare series zou kijken. Kijken naar levens die net als de onze opgedeeld zijn in seizoenen en afleveringen, maar waar wij vastzitten aan vier wederkerende seizoenen en een onverwacht en onoverzichtelijk aantal afleveringen, houden de levens in Julies series ieder een eigen tijdrekening aan. Levens van vier of zes seizoenen, in een zeer succesvol geval zelfs tien. Zoals Friends, dat uiteindelijk na tien seizoenen 236 afleveringen telde. Julie had een serie met een duidelijk doel nodig om te bedenken wie ze kon zijn, maar ik betrapte mezelf op de gedachte dat als ze maar lang genoeg series bleef kijken, de mensen die ze kon zijn, veranderen in de mensen die ze had kunnen worden. Dus begon ik haar te vertellen wat ik vanaf het balkon zag. Als mijn sigaret was opgerookt, deed ik de balkondeur open en vertelde haar over de man die elke vrijdag langs ons huis naar de avondwinkel liep voor twee halve liters bier. Over fietsers die ik elke ochtend om 09:02 bij het stoplicht zag staan.
“Is dat waarom je twee weken terug elke ochtend om negen uur al aan het paffen was?” vroeg ze toen ik dat vertelde.
En ik vertelde over onze buren aan de overkant. Een avond, terwijl ik op het balkon zat en Julie op de bank, half luisterend naar wat ik zei, bezig met de levens op het scherm, zaten de buren op de bank een boek te lezen. Zij had haar voeten opgetrokken en hij leunde met zijn hoofd op de ronding van haar heup. Plots ging hij rechtop zitten en klapte zijn boek dicht. Haar boek legde hij op het lage tafeltje. Hij kuste haar, omhelsde haar en duwde haar plat op de bank.

“Hij legt haar nu neer. Haar handen gaan over zijn rug en onder zijn shirt. Zij komt overeind en gaat op hem zitten met haar benen aan weerszijden van zijn borst. Nu gebeurt er niets. Hij doet niets en zij ook niet.”
Ik keek naar Julie en zag dat ze niet luisterde. Toen ze doorhad dat ik naar haar keek, wierp ze me een kushandje toe. Ik draaide me naar de overkant en zag nog net hoe hij haar had opgetild en uit de woonkamer droeg. Zij had haar benen om hem heen geslagen en haar voeten aan elkaar gehaakt.

Vere van der Veen

*

Met Pasen deden we nooit iets, enkel naar familie als een van onze ouders graag de hele familie bij elkaar wilde zien en een ontbijt organiseerde. Met Jelles ouders op cruise, hoefde ik me deze keer geen zorgen te maken over opmerkingen over kinderen. Voor de vorm had Jelle eitjes gekookt, maar verder was het gewoon een zondag. Jelle hoefde niet te werken.
“Kijk nou,” zei hij, naar buiten kijkend met een koffiemok in zijn hand.
Ik keek door de ramen, een wand met kozijnen van vloer tot plafond, de reden waarom we dit huis hadden gekocht, en zag de jongen met het petje en zijn vriendin, die ik maar af en toe bij de balkondeur zag staan, buiten zitten. Het pastelkleurige tafelkleed paste bij de bloempotten en uit een rieten broodmandje staken croissants.
“Ze hebben zelfs eierdopjes met mutsjes.” lachte Jelle.
“En hij heeft ook nog steeds zijn petje op.” zei ik, al vond ik het gemeen dat ik op Jelles opmerking was ingegaan. Je kon zien dat het de jongen was die zo zijn best had gedaan. Hij keek net zo trots als de dag dat hij de bistro-set op het balkon had neergezet en hij ging tijdens hun ontbijt steeds van tafel om nog iets te pakken. Met zijn telefoon maakte hij een foto van zijn vriendin aan de zorgvuldig gedekte eettafel.

Vere van der Veen

*

Ze kwam thuis en met haar jas nog aan ging ze alle lampen in de woonkamer af om ze aan te knippen. De grote staande lamp naast een plant in de hoek, de vier laaghangende kapjes boven de eettafel en het leeslampje naast de bank waar haar man vaak ’s avonds de krant las met alle andere lampen in de kamer gedempt. Ze trok haar jas uit, maar haar rok hield ze aan, en liep de woonkamer uit. Even later kwam ze de kamer in met twee op elkaar gestapelde borden en begon haastig de tafel te dekken. Met het elastiekje om haar pols bond ze haar haar in een knot. Haar man kwam even later thuis. Aktetas in zijn hand en een wollen, donkerblauwe jas met brede schouders. Het kostuum waarin hij de resterende afleveringen van de serie van zijn leven zou thuiskomen.
Zij kwam de woonkamer binnen met een dampende pan en begon op te scheppen. Knoeide terwijl ze luisterde naar wat hij vanuit de deuropening vertelde. Ze ging recht staan, rechter dan normaal, en liep met de pan in beide handen langs hem heen de kamer uit.
Het was al laat. Julie en ik hadden al gegeten. Ze had pasta gemaakt met pesto van de basilicumplant die ik probeerde te laten groeien op het balkon.
De vrouw kwam terug de woonkamer in, ging zitten, zei iets met haar blik op het bord aan de andere kant van de tafel en begon te eten. De man trok zijn jas uit, trok zijn stropdas losser en ging tegenover haar zitten. Zij sprak en hij was stil en hij sprak en zij reageerde en dit ging door totdat hij met zijn hand op tafel sloeg. Zij stond op en vanaf de andere kant van de kamer schreeuwde ze hem iets toe. Ik bekeek het schouwspel en vroeg me af of ik Julie moest roepen, maar ik wilde niet opvallen, dus stak ik nog een sigaret op en trok mijn pet over mijn voorhoofd.
Toen het schreeuwen voorbij was en hij de kamer uit was gelopen, stond ze huilend voor de grote ramen naar het kruispunt te kijken, haar armen over elkaar geslagen. Ik dacht dat ze me in de gaten hield, tussen de stoplichten die op rood sprongen naar me keek met die geslagen, glazen oogopslag. Terwijl de auto’s onder onze huizen tot stilstand kwamen, leek ze haar hoofd te draaien, schuin te houden. Een uitdrukking zoals Julie op haar gezicht heeft wanneer ik naar haar kijk als ze zich opmaakt. Me opzichtig negerend hoewel ze me in haar blikveld heeft. Ik zette mijn petje af en stak mijn hand naar haar op.

Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Voor de podcast Sprekende Letteren maakte ze de aflevering Balkon. Van november 2020 tot april 2022 woonde ze in Vancouver, Canada.

Meer van deze auteur