Lopende zaken 2020

Essay / 28.10.20

Laura Dern

Nadia de Vries

Een schaar wordt in een zwangere buik geduwd. De wieken van de schaar zinken in het vlees, het licht kaatst van het metaal. De schaar knipt en knipt, de huid opent zich en wordt een wond, de cameralens is bedekt met bloed. De eigenaar van de buik gilt. Ze zal het niet overleven. De baby, daarentegen, maakt het goed.

Volgens Eugenie Brinkema, een Amerikaanse filmwetenschapper, kun je de meest verschrikkelijke beelden bekijken zolang je ze reduceert tot hun vorm. Elk genre kent een vorm, schrijft Brinkema, maar de emoties die films oproepen (angst, walging, vervoering) kunnen die vorm verhullen. Zolang je aan de emotie voorbijgaat kun je de vorm van een film waarderen voor wat hij is, en als je dat eenmaal kunt, kun je elk beeld ondergaan. Hoe schokkend of ondraaglijk dat beeld ook is.

Basje Boer

Zoals dat van een vrouw die een amateurkeizersnee moet ondergaan om haar ongeboren kind te redden, zoals gebeurt in de Franse horrorfilm À l’intérieur (Alexandre Bustillo en Julien Maury, 2007).

*

Twee eigenschappen kenmerken mijn puberteit. De eerste is constante angst, en met name de angst om gemarteld of verminkt te worden. De tweede is een grote fascinatie voor alles wat mijn angst veroorzaakte. Als ik ergens bang voor was wilde ik mezelf er volledig in omwentelen, een beetje zoals je met een onzindelijke kitten doet: met de neus in de eigen ontlasting drukken, opdat hij leert wat hij verkeerd heeft gedaan.

Rond diezelfde leeftijd ontwikkelde ik een interesse in horrorfilms. Mijn fascinatie was begonnen met Reservoir Dogs (1992), een film die ik per ongeluk zag toen ik elf was. De scene waarin het personage van Michael Madsen, Mr. Blonde, een jonge vader het oor afsnijdt, bevestigde aan mij dat geen onschuldig mens veilig was in de wereld der volwassenen, gevuld als hij was met geweld en popmuziek.

Een paar jaar later leerde ik echte horrorfilms kennen, het soort waarin geweld niet incidenteel is maar de onbetwiste hoofdattractie, en waar de ledematen in grote getalen in de rondte vliegen. Ik ontdekte Saw (2003), Hostel (2005), The Descent (2005), The Hills Have Eyes (2006) en alle Final Destination-films (2000-11). Ik haatte ze allemaal, en dus werd ik stapelverliefd op ze. Op Wikipedia las ik de plotbeschrijvingen van deze films opnieuw en opnieuw, en ik probeerde me het gewicht van het omschreven geweld voor te stellen. Hoe het moest zijn om doorboord te worden met honderd spijkers, of om met een zeis in tweeën gehakt te worden terwijl je hart nog klopt. Het lukte me niet. Ik bleef lezen en leerde veel nieuwe, enge woorden: krachtzaag, knevel, achillespees, spelonk.

Mijn referentiekader voor horror veranderde opnieuw toen ik het werk van David Lynch ontdekte. Ik weet niet eens meer welke van zijn films ik het eerst zag en wat de omstandigheden waren, en dat doet er ook niet toe. De film waar het mij om gaat is Inland Empire (2006) en dan vooral om Laura Dern – god mag weten hoe haar personage heette – en nog specifieker om haar gezicht. Want het gezicht van Laura Dern in Inland Empire, in de climaxscene waarin ze haar misvormde dubbelganger The Phantom ontmoet, is het engste dat ik ooit heb gezien.

De betreffende scene is moeilijk te omschrijven. Ik kan zelf niet eens meer goed herinneren wat er nu precies in de scène gebeurt. Maar het gaat erom dat het gezicht van Dern op een trage maar groteske wijze verandert. We zien het gezicht van de misvormde dubbelganger, dan dat van Dern zelf, dan weer de dubbelganger, enzovoort, en bij elke cut naar de dubbelganger is Dern een gradatie weerzinwekkender geworden, een gradatie verder vervreemd van zichzelf.

Het woord ‘horror,’ legt Brinkema uit, komt van het woord horrore, dat verwijst naar een primaire, fysieke reactie op angst: nekharen die overeind gaan staan. Dit is het effect dat die scène uit Inland Empire op mij heeft, de scène waarin het gezicht van Laura Dern in zoiets akeligs verandert, iets dat zo clownachtig en misvormd is, onmenselijk en onbekend.

*

Zojuist googelde ik de film om de naam van het personage van Dern op te zoeken en ja hoor, het gezicht kwam meteen naar voren in de zoekresultaten, mijn buik maakt er helemaal geluiden van, het voelt alsof ik elk moment een goudvis kan opspugen, vannacht zal ik vast sterven in mijn slaap.

*

Mijn ex noemde Laura Dern altijd De Bek, vanwege haar plooibare gezicht en de talloze uitdrukkingen die het kan produceren. We keken regelmatig films waarin ze voorkwam – bijna alle films met Dern zijn goed – en elke keer dat ze in beeld kwam riep mijn ex: ‘Kijk, het is De Bek!’ Zelf had hij haar leren kennen via Jurassic Park (1993), een film die ik nooit heb gezien.

David Lynch werkt graag samen met Laura Dern. Naast Inland Empire castte hij haar voor Blue Velvet (1986), Wild at Heart (1990) en het derde seizoen van Twin Peaks (2017). In een interview omschreef hij haar als ‘het zeldzaam soort actrice dat letterlijk iedere rol kan spelen.’

Soms als ik voorbij een spiegel loop ben ik bang dat ik het misvormde gezicht van Laura Dern in Inland Empire zal zien in plaats van mijn eigen. Het is me ooit gebeurd, toen ik iets had gerookt dat ik niet had moeten roken. De gezichten van mijn vrienden die op het betreffende feestje aanwezig waren veranderden in een groteske versie van hun origineel, net zoals in de film met Laura Dern gebeurde. Ik heb de rest van de avond op de bank gelegen met een kussen over mijn hoofd totdat het spul was uitgewerkt, terwijl mijn vrienden in hun eigen wereld zaten en mij sporadisch Fanta aanboden, ‘want van suiker gaat het weg’. Helaas was dat een leugen.

‘Horror,’ vertelt Brinkema in een interview over haar boek, The Forms of the Affects (2014), ‘is het moment waarop precies niets gebeurt, het moment waarop iets verzuimt te arriveren. Wanneer we een taal aan dit moment toekennen, proberen we iets dat ons verontrust tam te maken. Horror is een stuk minder eng als je het over schreeuwen en overeind staande haren hebt, net zoals porno minder interessant wordt als je het alleen over orgasmes hebt. Tegenwoordig wordt het binnen de geestenwetenschappen heel sexy bevonden om het over lichaamssappen te hebben, maar ik denk dat we nog geen taal hebben om echte horror te omschrijven. We weten nog niet wat deze vorm, de vorm van horror, kan doen.’

*

Vroeger, in de tijd voordat ik horrorfilms keek, was ik erg bang voor The Gribbler. The Gribbler was een personage uit het computerspel The Longest Journey (1999). Ik speelde het spel samen met mijn vader. Het gaat over een jonge vrouw, April Ryan, die tussen twee werelden kan reizen: de wereld van de wetenschap (Stark) en de wereld van de magie (Arcadia).

Midden in het spel werd ik ernstig ziek en moest ik worden opgenomen in het ziekenhuis. ‘s Nachts, als alle andere kinderen op de afdeling sliepen, maakte ik me zorgen om The Gribbler. Haar angstaanjagende verschijning was op de verpakking van het computerspel aangekondigd, maar door mijn ziekenhuisopname werd mijn virtuele ontmoeting met het monster uitgesteld. Ik wilde weten wat haar rol in het spel was, en of het April Ryan zou lukken om haar te vernietigen.

Door mijn gepieker was ik vaak nog wakker als de verpleegkundigen hun nachtelijke ronde over de afdeling deden, en uit beleefdheid ging ik dan rechtop in bed zitten. Een keer richtte een verpleegkundige toen haar zaklamp op mij. Mijn alerte verschijning deed haar vreselijk schrikken. Uit angst legde ze haar hand op haar borst, waar haar hart vast snel gebonkt moet hebben.

Het was niet mijn intentie om haar te laten schrikken. Ik deed het echt niet expres.

*

Je gelooft het niet, maar een paar dagen nadat ik aan deze tekst begon postte iemand op Twitter een screenshot van de betreffende scene uit Inland Empire. Godzijdank had ik net een oxazepam ingenomen en kon ik erom lachen.

*

De grootste uitdaging bij de opnames van zijn beruchte horrorfilm Martyrs (2008), vertelt regisseur Pascal Laugier, was dat zijn actrices voor hun rol zoveel moesten huilen. ‘Special effects, stunts en technische problemen zijn een uitdaging op zich, maar actrices vragen om maandenlang non-stop te huilen, iedere dag weer, dat is nog moeilijker. Na een tijdje waren hun ogen totaal uitgedroogd, en hun acteerwerk leed eronder. Ik moest ze keer op keer terugduwen in hun eigen, meest duistere binnenwereld zodat ze die tranen konden blijven produceren. Het was zwaar werk.’

*

Sinds vorige maand volg ik Imaginaire Rescripting-therapie. Het is een vorm van therapie waarbij je, volgens de folder die ik ontving, ‘leert om de manier waarop je de verschrikkelijke dingen die je in het verleden zijn overkomen in het héden ervaart, te veranderen.’ De folder zegt dat het geen herinneringen zal uitwissen, ‘want dat kunnen we niet,’ maar dat het de tegenwoordige betekenis van de herinnering op positieve wijze zal veranderen.

Bij de eerste sessie van de therapie kreeg ik de opdracht om een veilige plek te bedenken. Het was een moeilijke opdracht, want een veilige plek bedenk je niet zomaar. Een strand (te druk), een vuurtoren (te afgelegen) en mijn bed (te veel connotaties) werden allemaal afgekeurd.

Toen bedacht ik me dat ik al sinds mijn kindertijd regelmatig aan een tunnel denk. Ik had de tunnel oorspronkelijk in het leven geroepen als geheim wapen bij ongemakkelijke momenten. Een vervelend trekje van mij, een die ik van mijn moeder heb geërfd, is dat ik altijd moet lachen als ik zenuwachtig ben. Ik word zenuwachtig van, onder andere, slecht nieuws, verrassingen, de deurbel, de telefoon. Als iemand aankondigt ernstig ziek te zijn, bijvoorbeeld, of als ik niet begrijp wat er in een bepaalde sociale situatie gaat gebeuren, heb ik de tunnel nodig om mijn gezicht in de plooi te houden.

Eerst was de tunnel een abstracte buis, met twee huilende geliefden erin. Ik denk dat ik de geliefden erin heb gestopt omdat ik in de geboortetijd van de tunnel dol was op Titanic (1997), en de filmposter met een zwijmelende Kate Winslet en Leonardo DiCaprio op mijn slaapkamerdeur had geplakt. De twee geliefden in mijn tunneldroom leken in de verste verte niet op Winslet en DiCaprio, maar ze hadden in ieder geval dezelfde dramatische kwaliteiten. Ik weet niet waarom de aanblik van twee huilende geliefden mijn gezichtsspieren tot bedaren bracht, maar dat deed het nu eenmaal.

Nu ik de tunnel zelf moet bewonen heb ik hem ingericht met een warme deken (kleur: marineblauw) en een lampje om bij te lezen. De tunnel is gemaakt van warm beton. Als ik erin zit kan ik de wind buiten zachtjes horen suizen. De ene kant van de tunnel is duister, daarin ligt de slaap, maar aan de andere kant van de tunnel ligt de buitenwereld. Ik kan hem weer betreden wanneer ik wil, de buitenwereld dus, die zekerheid geeft de tunnel mij. Als ik de tunnel wil oproepen hoef ik alleen maar in het onderste deel van mijn rechterduim te knijpen. Dan zal hij tevoorschijn komen en me een schuilplaats bieden tegen alles wat me op dat moment te veel is. Althans, dat is het idee achter de therapie.

Ik ben niet aan de therapie begonnen vanwege het gezicht van Laura Dern. Ik ben eraan begonnen vanwege iets heel anders. Maar mocht de therapie terloops ook Laura Dern onschadelijk maken, dan zou ik dat niet erg vinden.

*

Ik heb inmiddels het plaatje zelf opgezocht op Google Images. Ik ben er niet meer zo bang voor als eerst.

*

Drie jaar geleden was ik in Łódź, de Poolse stad waar Inland Empire is opgenomen. Ik was er om deel te nemen aan een conferentie over het kunsthistorische motief van the death and the maiden, oftewel de dood en de maagd. Tijdens mijn bezoek heb ik niet aan Laura Dern gedacht. Pas bij thuiskomst besefte ik dat ik door dezelfde straten had gelopen als haar personage, als Laura Dern zelf en haar veranderlijke gezicht.

Mijn conferentiepraatje verliep goed. De overige deelnemers waren aardig. Ik leerde het Poolse woord voor ‘ijs’ (lody). Ik at pierogi met uienvulling en kocht een houten sieradendoosje als souvenir. Ik was niet bang. Ik ging niet dood.

Nadia de Vries is schrijver en cultuurwetenschapper. Ze is de auteur van drie Engelstalige dichtbundels, de kritische memoires Kleinzeer (2019) en de roman De bakvis (2022), die op de longlist van de Libris Literatuur Prijs en de Boekenbon Literatuurprijs kwam. In 2020 promoveerde ze aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar het dode menselijk lichaam op het internet.

Meer van deze auteur