Lopende zaken 2020

Poëzie / 02.09.20

Drie gedichten

Alara Adilow




De kamer deint in mij


Ik lig tegen de borst van een oude visser
en streel zijn ballen zoals golven kliffen.

Het is heet en we zweten allebei.
De jasmijnstruik die langs het raam groeit staat in bloei.
Nabij hoor je de zee en

ik wil hem bezitten. Ik wil hem bezitten
ook de reizen in zijn ogen.

De wind steekt zijn lange arm door het raam
rust zijn geparalyseerde hand tussen onze lichamen.

We lijken gebonden aan elkaar
maar het hart in de kamer is niet meer dan een idee.

Doradeschubben plakken aan zijn schouders.
Zijn vingers nog vuil van de vangst die hij vanmiddag heeft schoongemaakt.

Hij houdt mijn billen vast zoals een stroming een boei.
Mijn huid liegt tegen de jaren die hem veranderd hebben.

Ik druk mijn lippen op zijn grijze wenkbrauwen,
verander mezelf in een hangklok, een anemoon, koraal, een ree.
Daarna een panter, een zeester.

De versleten deur in de hoek dreigt een metafoor te worden.
De zon kijkt weemoedig op ons neer.





Nieuw wild


De lucht hangt over het bos als manische kreet.
Een ingestorte toren van wolken wentelt langs de horizon.


Ik zit in mijn blootje in een hoekje met een anus vol ziekten. 

Sproken in mijn hoofd die ik als levensecht zag.
Ik richtte mijn leven in op fabelfiguren.

We geloofden verlossing te krijgen van godinnen
die verkracht werden in schitterende paleizen.

Een bedorven verlangen in mij vreet zich naar buiten toe.
In de verte schopt verval mijn lot rond als een verroest bierblikje.





Verval


Tussen de morgen en een lichaam. 

Neerslag, een windvlaag, een kopergroen lintje in de berk.

In het donker lijkt de wijk een verwonde ruimte,
alsof zij zelf is mishandeld en daarom niet beter weet
dan ons te behandelen zoals ze doet.


Met een hand aan de lantaarn
hangt een dik wijf met wit haar in haar blote kont te schelden.
Haar linkerhand vol vettig licht van duizenden mannen zonder glorie.


Ik zit in een hoekje te luisteren, 

moet pissen als fuck,
dat wijf ziet mij
hurken in mijn roze minijurk,


mezelf aan het ontlasten.


Een vos snuft aan een leeg sardineblik bij de overvolle afvalbak.
Ik druk mijn wang tegen de muur aan.


Weet je nog toen wij in bed lagen als twee luizen
in het blonde haar van de economie.
Jij zong voor mij, je had een valse stem.


Je zag al snel in dat ik niet de juiste was om eeuwig lief te hebben.
Ik ben al vaak bedrogen en ik lieg zelf ook vaak genoeg.


Heb delen van mijzelf verkocht,
Ik wil glimmende dingen bezitten.


Alara Adilow (1988) is queer schrijfster van Somalische afkomst. In 2022 won ze de El Hizjra Literatuurprijs, werd ze geselecteerd voor een residentie voor de queergemeenschap in Museum Arnhem en verscheen haar debuutbundel Mythen en stoplichten. Inmiddels werkt ze aan haar debuutroman Rook en songteksten, die begin april 2025 zal verschijnen. 

Meer van deze auteur